Opinie

Kluseconomie sluit aan bij behoefte aan autonomie en zekerheid

De kluseconomie, met platformen zoals Uber en Deliveroo, groeit. Die groei sluit goed aan bij de behoeften aan autonomie en zekerheid, maar vraagt ook om nieuwe varianten van sociale zekerheid, stelt Fabian Dekker.

Fabian Dekker
25 June 2018 15:58Gewijzigd op 16 November 2020 13:36
„Via het gebruik van onlineplatforms (Uber, Deliveroo) kunnen vragers en aanbieders van diensten direct transacties afsluiten. De groei van de kluseconomie leidt tot vragen en onduidelijkheden.” beeld iStock
„Via het gebruik van onlineplatforms (Uber, Deliveroo) kunnen vragers en aanbieders van diensten direct transacties afsluiten. De groei van de kluseconomie leidt tot vragen en onduidelijkheden.” beeld iStock

Een terugkerend thema in het publieke debat is de invloed van nieuwe technologie op de samenleving. Digitalisering, robotisering, kunstmatige intelligentie, nanotechnologie en 3D-printers veranderen voortdurend de omgang tussen mensen, bedrijven en landen. Voor sommige onderzoekers en beleidsmakers resulteert de opkomst van nieuwe technologie vooral in angst, terwijl anderen die beschouwen als een mogelijke bron van welvaart.

Dat de opkomst van nieuwe technieken vragen oproept, staat buiten kijf. Zo is het ook met de nieuwste uitingsvorm van technologische verandering op de arbeidsmarkt: de kluseconomie. Via onlineplatforms kunnen vragers en aanbieders van diensten elkaar zonder tussenkomst van bemiddelende partijen snel ontmoeten en direct transacties afsluiten.

In het arbeidsdomein hebben we inmiddels al veel van dit soort initiatieven zien ontstaan, zoals Uber (taxibranche), Helpling (schoonmaakbranche), Deliveroo (maaltijdbezorging) en werkmarktplaatsen zoals Werkspot en Croqqer. Soms regelen de onlineplatforms hierbij ook de betalingen. Bij andere platforms is dit een zaak tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer. De kluseconomie is een bijzonder divers segment van werkenden die vooral bijklussen. Ook loopt het werk uiteen van laaggeschoold schoonmaakwerk tot en met hogergeschoolde consultancy- en ICT-taken.

De groei van de kluseconomie leidt tot vragen en onduidelijkheden, bijvoorbeeld over de omvang ervan en de rechtspositie van degenen die klussen uitvoeren. Dat bleek bijvoorbeeld bij de rondetafelbijeenkomsten in de Tweede Kamer eind vorig jaar.

Gestage opmars

In het maatschappelijke debat lezen we vaak dat de zogenoemde platformwerker aan een gestage opmars bezig is. En niet alleen in Nederland. Onderzoekers stellen dat 5,9 procent (12,8 miljoen personen) van de Europese werkzame beroepsbevolking in 2016 in meer of mindere mate inkomens verwierf via 173 onlineplatforms. In ons land heeft ongeveer een op de acht volwassenen in de leeftijdsgroep 16-70 jaar op enig moment geld verdiend via een onlineplatform. Dit zou gaan om ongeveer 1,4 miljoen mensen.

Opvallend is ook dat het werken via een onlineplatform voor werkenden een tussenstation lijkt te zijn. Net zoals voor de Europese werkenden geldt, geeft een minderheid van de Nederlandse platformwerkers (6 procent) aan dat inkomsten via een onlineplatform de enige of belangrijkste bron van inkomen is.

Door verschillende onderzoekers is echter ook geconstateerd dat werkenden aan de onderkant van de kluseconomie vaak een erg laag inkomen hebben. In de gevallen dat mensen volledig zijn aangewezen op platformarbeid zijn ze vaak niet verzekerd tegen werkloosheid en ziekte. Dit kan gepaard gaan met allerlei nieuwe onzekerheden.

Toch ontstaat het algemene inzicht dat platformwerkers vooral lijken bij te klussen naast andere inkomensbronnen. Dit past in het beeld dat eerder ook door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid is geschetst: mensen wisselen vaker dan voorheen tussen arbeidsmarktposities. Deze ontwikkeling wijst op het combineren van meerdere banen en taken die zeker niet altijd uit financiële noodzaak zijn geboren, blijkt uit een onderzoek van de Sociaal-Economische Raad.

Meerdere banen

Voor Nederland hebben we al gezien dat het werken in meerdere banen ook niet ongunstiger hoeft te zijn dan het werken in één baan. Volgens een onderzoek van TNO zijn er bijvoorbeeld geen verschillen in burn-outklachten en arbeidstevredenheid. De ervaren inzetbaarheid op de arbeidsmarkt lijkt door het combineren van werk zelfs toe te nemen.

Gebaseerd op het bestaande onderzoeksmateriaal valt de voorlopige conclusie te trekken dat optimistische dan wel pessimistische visies op platformwerk vooralsnog onvoldoende houdbaar zijn. We hebben namelijk te maken met een bijzonder divers segment werkenden en alles wijst er vooral op dat kenmerken van de kluseconomie zich goed laten rijmen met de al eerder ingezette ontwikkeling van het combineren van verschillende baanvormen.

De behoefte van mensen aan zowel autonomie als zekerheid komen bij uitstek tot uitdrukking in meer hybride arbeidsrelaties, het combineren van een baan in loondienst met zelfstandig ondernemerschap. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het aandeel daarvan in ons land geleidelijk aan is toegenomen van 169.000 naar 251.000 personen in de periode 2005-2016.

Naast de belangrijke vraag wanneer iemand een arbeidsovereenkomst heeft met het platform waarop hij of zij actief is, roepen de uitkomsten ook andere vragen op voor beleidsmakers. Een arbeidsmarkt die zich in de toekomst minder laat kenmerken door een vaste arbeidsrelatie bij dezelfde werkgever vraagt namelijk om nieuwe varianten van sociale zekerheid.

Als mensen banen met elkaar gaan combineren en posities als zzp’er en werknemer met elkaar afwisselen, lijkt contractneutrale sociale zekerheid voor alle werkenden voor de hand te liggen. We kunnen daarmee beginnen door op het gebied van de verzekering voor arbeidsongeschiktheid het onderscheid naar contractvorm op te heffen. Nu is een arbeidsongeschiktheidsverzekering niet bij elke contractvorm verplicht. Het risico op arbeidsongeschiktheid raakt echter wel iedereen, of je nu actief bent als zelfstandige, werknemer, baanstapelaar of hybride werkende. Vorig jaar opperde beleidsambtenaar Maarten Camps van Economische Zaken al om in te spelen op de nieuwe arbeidsmarktdynamiek door de behoeften van werkenden los te koppelen van de contractvorm. Een verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid met een opt-outmogelijkheid is een manier om dit te realiseren. Hierbij is in beginsel iedereen verzekerd, maar je kunt ervoor kiezen om hier uiteindelijk geen gebruik van te maken. De precieze invulling is nu aan de politiek.

De auteur is arbeidssocioloog en verbonden aan Regioplan Beleidsonderzoek. Bron: socialevraagstukken.nl/beleid en maatschappij

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer