Kerkhistorie met een knipoog: Dominees met een schuilnaam
Veel schrijvers hebben een schuilnaam. Bekend is dat Guido de Brès zich in de Zuidelijke Nederlanden ophield onder de naam Jerome, uit vrees voor de inquisitie. De gereformeerde predikant Frits Slomp verborg zich achter de naam Frits de Zwerver om uit handen van de nazi’s te blijven.
Guiljelmus Saldenus (1627-1694) bestreed de vijanden van de waarheid onder het pseudoniem Desiderius Pacius. En de nadere reformator Johannes Barueth (1709-1782) uit Dordrecht had meerdere schuilnamen, zoals Paulus Dordtsma, De Advocaet der vaderlandsche kerk, en Ntuerab Nahoi. Die laatste naam gebruikte de Oranjegezinde Barueth wanneer hij de patriotten met de pen bestreed.
De bekende predikant en hoogleraar Nicolaas Beets, auteur van ”Daar is uit ’s werelds duistere wolken”, gaf zijn ”Camera Obscura” uit onder de schuilnaam Hildebrand. En ds. J. C. Sikkel (1855-1920), ooit begonnen als hervormd predikant te Biezelinge en Hijlaard, ging in zijn tweede gemeente met de Doleantie mee en diende daarna Den Haag en Amsterdam. Hij is bekend geworden als de medestichter van Sonnenvanck te Harderwijk, uitgaande van de Vereeniging tot Christelijk Betoon aan Tuberculoselijders. Zijn eerste vrouw overleed aan die ziekte. Ds. Sikkel maakte in zijn jeugd te Utrecht een cholera-epidemie mee. Die maakte zo veel indruk op hem dat hij er een roman over schreef, onder de titel: ”Gelouterd”. Hij schreef de roman onder het pseudoniem Guido Filius.
De melancholische ds. François Haverschmidt tooide zich met de naam Piet Paaltjens. Hij schreef veel over suïcide – bekend is de passage ”Wat kon zaalger voor mij zijn/ Dan, onder helsch geratel en gestamp/ Met u verplet te worden door één trein?” De predikant maakte metterdaad een einde aan zijn leven door middel van een koord in de bedstee van de pastorie te Schiedam.
Willem Barnard publiceerde zijn gedichten onder de schuilnaam Guillaume van der Graft. Dat had te maken met de Tweede Wereldoorlog. Barnard deed publicaties het licht zien die niet bij de Duitsers door de beugel konden. Van Willem maakte hij de Franse variant Guillaume en Graft deed denken aan een oer-Nederlandse gracht. Zijn schuilnaam werkte niet, want Barnard belandde vanwege het weigeren te tekenen van de loyaliteitsverklaring toch bij de Arbeitseinsatz in Berlijn.
Een heel bijzonder pseudoniem had ds. Frederik Lodewijk Abresch (1772-1856). Hij diende 43 jaar de hervormde gemeente van IJsselstein en redigeerde vanaf 1821 het Reveilblad de Zaadzaaijer. Abresch koos een schuilnaam „omdat hij niet de hoogste gunst wenste af te smeken van geleerde beoordelers.” Hij koos voor de naam Omikron –de Griekse o– omdat hij naar zijn zeggen geen Alfa of Omega kon worden. Abresch wist goed wie alleen de Alfa en de Omega is. Mannen als Bilderdijk en Groen van Prinsterer lazen het blad met instemming. Maar er waren er ook die stelden „dat de Vaderlandsche gemeenten en hare Leraars de inblazingen van Omikron wel kunnen missen.”