Trier ziet groot kapitaal in Karl Marx
Karl Marx hield niet van zijn geboorteplaats Trier. Maar Trier houdt wel van Marx. Om de eenvoudige reden dat Karl de stad nogal wat kapitaal oplevert.
Marx is voor Trier wat Luther is voor Wittenberg: een kans om mensen te trekken. Dat probeert Trier dit jaar rond de 200e geboortedag van Marx (1818-1883).
De stad is vol met Karl. Op de bus een affiche van een vrouw die een papieren baard voor haar gezicht houdt met de tekst: ”Een beetje Marx staat iedereen”. Afzender: Modehaus Marx.
Her en der hebben winkeliers hun etalages opgesierd met kleurige poppen van Marx of bieden ze koffiebekers aan met het opschrift: ”Kaffee, opium des Volkes”, met een knipoog naar Marx’ afwijzing van religie.
Bij Stadtmuseum Simeonstift staat een fonkelnieuw standbeeld van Marx. Gemaakt in China, waar ze de Duitse denker vermoedelijk nog het meest volgen. In Trier was niet iedereen enthousiast over dit standbeeld, want enkele dagen na plaatsing werd er brand gesticht bij de sokkel. Toeristen vinden het echter geweldig; ze verdringen zich voor een selfie aan de voeten van de grote filosoof.
Ook zonder Marx heeft de stad trouwens schoonheid genoeg. Trier is een oude vesting van de Romeinen en de stad claimt de oudste van Duitsland te zijn. In die Romeinse tijd werd Ambrosius, de latere bisschop van Milaan, hier geboren. En rond de Reformatie kwam de opsteller van de Heidelbergse Catechismus, Caspar Olevianus, er ter wereld.
Manifest
Tot 21 oktober lopen er in het oude stadscentrum vier tentoonstellingen, waarvan twee grote. Het Rheinische Landesmuseum toont een vitrine met talloze uitgaven van het ”Communistisch Manifest” van Marx uit 1848. Weinig geschriften zullen in zo veel talen zijn verschenen (inclusief braille). Rijk is de verscheidenheid in vormen en maten; er zijn grote kostbare uitgaven, er zijn ook zakboekjes van het manifest, om tijdens de schaft in de fabriek inspiratie op te doen.
Het streekmuseum probeert in tekenvideo’s op panelen iets van Marx’ gedachten uit te leggen. Dat begint eenvoudig met de tegenstelling tussen de fabriekseigenaar (kapitalist) en de vele arbeiders (proletariaat). Het wordt moeilijker bij de meerwaardetheorie, die de kern van Marx’ filosofie raakt. De tekenvideo laat zien dat de arbeider slechts een klein deel van de toegevoegde waarde vergoed krijgt. De rest gaat naar de kapitalist. De meerwaardetheorie zegt dat het loon oneerlijk wordt berekend.
De tentoonstelling wordt verlucht met rode borden met citaten van Marx, zoals: „De bevrijding van de arbeidersklasse moet het werk van de arbeidersklasse zelf zijn.” De tentoonstelling laat echter ook zien dat de revoluties die in 1848 overal in Europa losbarstten, eigenlijk allemaal mislukten.
Aan het eind vraagt het museum de bezoeker op een rood kaartje een typering van Marx te geven. De wand hangt al redelijk vol. Over het algemeen is het publiek redelijk positief over de grondlegger van het communisme. Hij was een realist, zegt de een. Een profeet, schrijft een ander. Weer een ander: visionair. Toch is er iemand die het anders ziet: een mislukkeling.
Brief
Het Stadtmuseum Simeonstift stopt bij de verschillende „stations” in het leven van Marx. Dat begon in Trier, maar ging via Bonn en Berlijn naar Brussel en Parijs en eindigde in Londen. Van al deze plaatsen laat het museum zien in welk netwerk de Duitse filosoof verkeerde. In Londen ging hij vooral om met Friedrich Engels, een rijke Duitser met een piëtistische opvoeding die in Manchester was neergestreken en daar een nog altijd gerespecteerd onderzoek naar de leefomstandigheden van arbeiders schreef.
In het Karl-Marx-Haus, het geboortehuis van de man, staat een stoel die in de Londense tijd aan de familie Marx heeft behoord. De bezoeker mag ertegenover plaatsnemen in een moderne stoel. Hij wordt dan voorgelezen uit een brief waarin Marx aan Engels schrijft over wat hij allemaal in die stoel deed.
In de tentoonstelling in het geboortehuis wordt veel gebruikgemaakt van wandtekeningen. Op de bovenste verdieping staan alle ”ismen” op een rijtje die op Marx teruggaan: daar staat de bevrijdingstheologie tussen het maoïsme en het titoïsme.
Overigens heeft Marx maar enkele jaren in dit huis doorgebracht. In het huis bevindt zich –typisch Duits– een kleine binnenplaats, en aan de achterzijde is een diepe ommuurde tuin.
Arbeid
De rooms-katholieke parochie weet dat Marx van God en geloof weinig moest hebben. Dat is allemaal „opium van het volk”, zo schreef hij. Toch heeft ook het museum bij de domkerk een speciale tentoonstelling samengesteld. Marx zette immers het thema ”arbeid” blijvend op de kaart.
In de expositie ”LebensWert Arbeit” is van karton de kloostercel nagebouwd van pater Oswald von Nell-Breuning (1890-1991), ook een boreling uit Trier. In de hoek staat een klein bed. Voor de boekenkast staat een werktafel met een typemachine. Hier leverde deze jezuïet zijn bijdrage aan de sociale leer van de kerk. Naar verluidt kreeg hij de paus zelfs zover dat ook hij kritiek uitte op het kapitalisme.
Mijmerend verlaat de bezoeker de werkkamer van Nell-Breuning: zou de paus dit ook zonder Marx hebben gezegd?
>>karl-marx-ausstellung.de/ausstellungen.html
Karl Marx als „lid van onze gemeente”
De jongste Gemeindebrief van de Evangelische Kirche in Trier schrijft een artikel over Karl Marx „als lid van onze gemeente.” Zijn vader –afkomstig uit een bekend rabbijnengeslacht– maakte de overstap naar de protestantse kerk. Dat was nodig om zijn baan te houden. Maar het paste ook in de nieuwe tijd: de 19e eeuw werd voor Duitse Joden gekenmerkt door assimilatie.
Het ging schoorvoetend. In 1818 kwam vader Heinrich over de drempel. De acht kinderen –van wie Karl de derde was– werden in 1824 gedoopt, in de ouderlijke woning aan de Simeonstrasse. Maar moeder Henrietta nog niet. Ze wenste wel de doop van haar kinderen, zo schreef iemand in het kerkboek, maar „vanwege haar nog levende ouders is ze nog niet tot het christendom overgegaan.” Haar doop volgde in november 1825.
In maart 1834 werd Karl geconfirmeerd. Dat betekent dat hij daarmee als lid van de kerk werd beschouwd en hij ook aan het avondmaal mocht deelnemen. Zijn kennis van de christelijke leer was „tamelijk goed en grondig” en hij kende de geschiedenis van de kerk ook „enigermate.”
In 1835 nam Karl in Trier de boot naar Bonn om te gaan studeren. Hier en later in Berlijn kwam hij in kringen van Bijbelkritische geleerden, die hem van het klassieke geloof van het protestantisme vandaan trokken.
Enkele jaren later, in 1838, werd „in onze gemeente” ene Jenny von Westphalen gedoopt, zo schrijft de Gemeindebrief. Zij was vanaf 1843 de vrouw van Karl Marx.