Bijbeltaal is per definitie sacraal
De taal van de Bijbel heeft een sacrale lading gekregen die de grondtekst niet kent, zo stelde prof. dr. Anne van der Meiden in Holten (Reformatorisch Dagblad van 27 februari). L. M. P. Scholten
is het daar niet mee eens: de bijbeltaal is per definitie sacraal omdat het de taal is waarmee God tot mensen spreekt. Ds. E. du Marchie van Voorthuysen, een van de oprichters van de Gereformeerde Bijbelstichting en jarenlang de slotwoordspreker op haar toogdagen, haalde wel een Italiaans gezegde aan: ”Traduttore traditore”, vertalen is verraden. Hij wilde daarmee zeggen: Een vertaling, zelfs de Statenvertaling, kan nooit helemaal voor de volle 100 procent recht doen aan de oorspronkelijke tekst.
Hij wees eens op Deuteronomium 34:5, waar staat dat Mozes stierf „naar des Heeren mond.” Je kunt het Hebreeuws daar ook overzetten door „aan des Heeren mond”, de Joden zeggen: met een kus van Zijn mond. Dat is het Nederlands niet met één uitdrukking weer te geven. Je ’verraadt’ met de vertaling het oorspronkelijke dus een beetje.
Kiezen
Verraden is een lelijk woord. Je kunt het vriendelijker zeggen. Vertalen is telkens weer kiezen. Daarbij zijn de uitgangspunten van de vertaler van grote betekenis. Vertalen is maar niet simpel het vervangen van woorden in de ene taal door daarmee overeenkomende woorden in de andere taal. Als dat zo was, zou je een goed geprogrammeerde computer het vertaalwerk kunnen laten doen. Zo eenvoudig is vertalen in het algemeen al niet, maar bijbelvertalen nog minder. Dat is namelijk allereerst een kwestie van theologie. Daaraan moest ik denken bij het lezen van wat prof. dr. Anne van der Meiden te berde bracht over problemen bij het vertalen van de Bijbel in het Twents.
Hoe kun je de sacrale (gewijde, verheven) taal van de Bijbel overzetten in een streektaal die dat plechtige niet kent? Wil een Twentenaar iets deftig zeggen, dan doet hij dat in het Hollands. Het antwoord van Van der Meiden is: „De taal van de Bijbel heeft een sacrale lading gekregen die de grondtekst niet kent. Die lading kreeg de taal pas in de 18e eeuw met de komst van het piëtisme. Er was behoefte de taal mooier en deftiger te laten klinken.”
De grondtaal van de Bijbel heeft dat verhevene niet, aldus Van der Meiden. Markus schreef volgens hem „boerenstraatgrieks.” Hij pleit daarom voor „normaal taalgebruik” in bijbelvertalingen. „We moeten de taal ontdoen van haar sacrale laag, weer terugkeren naar de basis en de taal niet mooier willen maken dan ze is.”
Verschillen
Inderdaad zijn er opvallende verschillen in taal en stijl tussen de bijbelschrijvers. Amos, de eenvoudige ossenboer, schreef ander Hebreeuws dan Jesaja, de prins van koninklijken bloede. De Heilige Geest heeft Zich bediend van mensen met de hun toebedeelde talenten. Er is een tendens onder de huidige vertalers om dat verschil in taalgebruik ook in de vertaling te doen uitkomen. Men zal dat sterker doen naarmate men meer nadruk legt op de menselijke kant van de totstandkoming van de Bijbel.
De Statenvertalers hebben dat inderdaad niet geprobeerd. In de Statenvertaling vindt men van Genesis tot Openbaring een eenheid in stijl. Dat komt doordat zij ervan doordrongen waren dat de Schrift uiteindelijk het werk is van maar één Auteur.
Het is moeilijk te zeggen of het Oude Testament in sacrale taal geschreven is, omdat het ons aan vergelijkingsmateriaal ontbreekt. Maar zeker is dat de taal der Schriften, ook die van het Nieuwe Testament, in elk geval sacraal gewórden is, afgezonderd tot gewijd, verheven, heilig gebruik, omdat het God behaagd heeft door deze woorden tot ons te spreken.
Daarom hebben de Statenvertalers bewust gestreefd naar een voornaam, deftig taalgebruik. Ik begrijp trouwens niet dat Van der Meiden de „sacrale lading” pas in de 18e eeuw laat ontstaan. Zij kozen voor de vertaling „Mij dorst”, hoewel dat toen al ongebruikelijk Nederlands was. Verheven taal betekent overigens niet onbegrijpelijke taal. Die verhevenheid van uitdrukking heeft de Statenvertaling gemeen met de meeste vertalingen der Reformatie, terwijl de Vulgata evenzeer een sacraal Latijn ademt.
Wees gegroet
De Heere spreekt. In elk woord van de Schrift. Dat is een geloofskeuze van de vertaler die doorwerkt in zijn vertaling. We nemen het voorbeeld dat Van der Meiden zelf aanreikt als hij zegt dat de vertaling „Wees gegroet, Maria” theologisch geladen is, want dat er in de grondtekst eenvoudig staat „Goedendag, Maria.”
Het Grieks heeft daar inderdaad een gebruikelijk groetwoord. Zoals wij elkaar gedagzeggen, is dat een nietszeggende uitroep. Als Van der Meiden consequent is, moet hij hier niet vertalen met de taal van een halve eeuw geleden. Men zegt nu: „Goeiedágzeg!”, om van kreten als „hai!” en „doeg!” maar te zwijgen. Maar wanneer de Allerhoogste iemand laat groeten, krijgt de oorspronkelijke betekenis van het toebidden van een zegen weer haar allerhoogste kracht. „Wees gegroet, gij begenádigde!” Zoals ook het duivelse van Judas’ optreden in Gethsémané juist in zijn „Wees gegroet, Rabbi!” ten volle openbaar kwam. Geen sterveling zal eraan denken om daar met „Dag, Rabbi” te vertalen.
Taalvorming
Maar als de ontvangende taal, in dit geval het Twents, die sacrale uitdrukkingsvormen simpelweg niet heeft? Wat dan? Een oud probleem. Bijbelvertalen heeft dan ook steeds taalvormend gewerkt. Een woord als lankmoedig hebben wij in onze taal te danken aan een middeleeuwse bijbelvertaler. Zelf bedacht om het Griekse ”makrothumos” te kunnen vertalen.
En als dat onmogelijk is? Indien dat uiteraard het geval zou zijn, zal de vraag gesteld moeten worden of het wel raadzaam is de Schrift in zulk een beperkt ontwikkeld dialect te vertalen. De wens van een bijbeloverzetting in een taalvorm die de mogelijkheid van sacraal spreken mist, zou ten diepste wel eens het gevolg kunnen zijn van een theologisch zwaar geladen, maar in dit geval verwerpelijk uitgangspunt.
voetnoot (u17(De auteur is directeur van de Gereformeerde Bijbelstichting.