Column: Trekvogels met zelfreflectie
Het trekseizoen breekt aan. Nog een paar weken en de vogels vliegen weer uit. Ik heb het over een unieke soort trekvogel. Als amateur-ornitholoog observeer ik deze soort al een tijdje. Een eeuw geleden kon hij zelfs nog niet vliegen. Zijn trekgedrag wijkt nogal af van dat van andere soorten.
Wie herinnert zich niet de biologieles over de trek van de ooievaar, de lepelaar, de zwaluw of de gans? Indrukwekkend hoe zij duizenden kilometers vliegen, op zoek naar warmere streken of een paringsgebied. Als kleine jongen keek ik naar ganzen die in prachtige V-formaties over de polder scheerden. Of luisterde ik op bed naar hun gegak, als ze ’s avonds overtrokken.
Maar nu die unieke trekvogel. Anders dan de gans heeft deze soort vele redenen om te trekken. Het is niet noodzakelijk paringsdrift die hem het luchtruim doet kiezen. Wel de zoektocht naar warmere streken. Ook al is hij er prima op gebouwd om in eigen land te overwinteren, als de lange en koude nachten voorbij zijn snakt hij naar de voorjaarszon en zoekt hij die op in plaats van die af te wachten. Enkele maanden later trekt hij er nog een keer opuit. Ornithologen onderscheiden in dit verband de kleine en de grote trek. Zij houden rekening met op termijn een doorlopende trek.
Er kunnen andere redenen zijn voor de trek. Soms is het om nakomelingen op te zoeken die als trekvogel met een bijzonder doel vertrokken zijn. Zij vinden het fijn als vader en moeder langskomen en koesteren zich dan enkele weken in hun nabijheid. Daarnaast heb ik trekvogels waargenomen die soortgenoten ver weg gingen helpen, ook al hadden die soms een ander verenkleed. Sinds kort zien we steeds vaker jonkies uitvliegen die niet door vader of moeder begeleid worden.
De trekpatronen zijn interessant. Waar andere vogels een uitgesproken voorkeursbestemming hebben (één land of gebied), wordt het trekpatroon van deze vogel steeds grilliger. Van Zuid-Europese stranden tot bergmassieven in Azië, tropische eilanden in de Indische Oceaan, savannes in Afrika of canyons in Amerika. Ik ben onder de indruk van het aanpassingsvermogen van de soort. De drang om nieuwe streken te ontdekken is groot.
Nog meer verschillen lopen in het oog. Waar andere vogels in harmonie met elkaar optrekken, is deze soort nogal solistisch. Hij wil een maaltje naar keus, wil niet gestoord worden als hij onderweg een dutje doet, windt zich op als tussenstops te lang duren, wil zijn eigen films bekijken of muziekje beluisteren, en wil zelfs via een klein apparaatje in contact blijven met soortgenoten op de grond. Andere soorten kunnen zich daar zelfs geen voorstelling van maken.
Elke soort heeft zijn eigen uitdagingen en zijn eigen aanpak om die het hoofd te bieden. Zo profiteren ganzen, door dicht bij elkaar te vliegen, van de opstijgende wervelingen van de voorganger. Dat scheelt wel de helft van de energie die nodig is om te vliegen. Door in de V-formatie telkens van positie te wisselen, verdelen deze slimme vogels de krachtsinspanningen over de groep. De trekvogel die ik observeer, is zover nog niet. Hij verplaatst zich groepsgewijs op een enorme kunstmatige vleugel. Opvallend is dat hij tijdens de vlucht bijna roerloos stilzit, maar zich ondertussen vele malen sneller voortbeweegt dan de gans.
Sommige soorten zorgen voor overlast. Zo klagen boeren over de laag poep die trekganzen achterlaten in hun weilanden. Een terugkerende ellende, maar de gans staat niet open voor gesprek hierover. Ook de unieke trekvogel die ik nu beschrijf, laat sporen achter. Je ziet ze niet direct, maar ze kunnen wel heel vervelend zijn voor hemzelf en andere schepselen. Professionele ornithologen hebben studie verricht naar de verschillende wijzen waarop deze vogel zich verplaatst, over land en door de lucht. Zij concluderen dat, terwijl de verplaatsingen door de lucht nog lang geen kwart zijn van het totaalaantal verplaatsingen, ze wel de oorzaak zijn van een kwart van de viezigheid die al die verplaatsingen veroorzaken. Temperatuurstijging wereldwijd, vuile lucht die leidt tot vervelende ziekten: de trekvogels dragen daar stevig aan bij. Hoe dat in de toekomst moet, daar is nog geen duidelijk antwoord op.
Ik blijf de ontwikkelingen op de voet volgen, met mijn medeornithologen. Deze vogel is tot veel in staat. Hij verplaatst zich steeds sneller, verder en vaker. Anders dan andere soorten heeft hij de gave van zelfreflectie. Ganzen en zwaluwen doen alles instinctmatig, maar híj kan dingen bewust doen, en ook bewust anders doen. Sommigen van deze soort schrijven zelfs petities tegen de gevolgen van de doorlopende trek, een uniek verschijnsel. Ik waag me even niet aan voorspellingen, maar mijn gevoel zegt dat deze vogel zijn trekgedrag noodgedwongen zal moeten aanpassen. Al op korte termijn.
Evert-Jan Brouwer is politiek adviseur voor Woord en Daad.