Christelijk denken heeft conservatisme nodig
Conservatisme is geen beweging, maar een gedachtegoed en als zodanig onmisbaar voor het christelijke denken over politiek.
Christendom en conservatisme – dat lijkt zo langzamerhand een belegen thema. Toch belegde Protestants Nederland vorige week zaterdag een studiemiddag over dit onderwerp. Jan Schippers, directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de SGP, verdedigde daar de stelling dat „het zout van het christelijk geloof zo’n conserverende en bederfwerende kracht in zich heeft, dat het conservatisme daar niets aan toevoegt.”
Schippers richtte zijn pijlen op Forum voor Democratie, de partij van Thierry Baudet. Terecht, dunkt me, zoals ik op deze pagina al eens heb betoogd. Maar de ideeën van Baudet zijn niet conservatief, zoals ook de ideeën van Wilders of Trump dat niet zijn. Rechts-populisme is geen conservatisme. Als we bedenken wat conservatisme wel is, kunnen we gemakkelijk zien dat christelijke politiek nooit zonder conservatisme heeft gekund en dat ook nu nog niet kan. En dat de stelling van Schippers, als die stelling iets over echt conservatisme wil zeggen, dus alleen maar onzinnig is.
Ziektekiemen
Conservatisme is in essentie het besef dat wij mensen van onze ouders en voorouders een bepaalde traditie erven, dat wij ons best moeten doen ons die traditie eigen te maken, en dat we moeten proberen die traditie weer aan onze nakomelingen door te geven. Het liefst in herziene vorm. Conservatisme is immers niet statisch, niet gericht op behoud van de status quo zonder meer.
Tot die traditie behoort onder meer een scherp inzicht in de kwetsbaarheid van democratie. Democratie wordt aanbeden als de oplossing van alle kwalen, maar draagt zelf ook ziektekiemen in zich. Democratie is bijvoorbeeld zeer kwetsbaar tegenover groepen die de democratie uiteindelijk willen afschaffen. Democratie accepteert geen normen van buiten en stelt het verschil tussen goed en kwaad bij meerderheid van stemmen vast. Democratie kan gemakkelijk ontaarden in de tirannie van een liberale meerderheid. En democratie creëert een mentaliteit van afhankelijkheid van de staat.
Tot al deze inzichten zijn christenen niet vanuit zichzelf gekomen. Ze zijn in de klassiek-conservatieve traditie geformuleerd en hebben binnen de christelijke traditie een bedding gevonden.
Griekenland en Rome
Dat geldt in het bijzonder voor de gedachtevorming over de vraag onder welke voorwaarden een democratie goed blijft functioneren. In de klassieke oudheid hebben filosofen al gezien dat een democratie gemakkelijk ontaardt in chaos en in de verleiding om de macht aan een sterke man over te dragen. Hoe dat te voorkomen?
Volgens denkers als Plato moet daartoe aan zekere voorwaarden worden voldaan. De mensen moeten dan de traditie in ere houden. Dat wil zeggen: zij moeten God eren, zich de geestelijke erfenis van hun (voor)ouders eigen maken en die doorgeven, en zich vanuit innerlijk fatsoen (en niet uit angst voor straf of sociale controle) aan de wet houden. Ze moeten begrijpen dat vrijheid niet betekent dat iedereen autonoom mag zeggen en doen wat hij wil, maar dat vrijheid het recht is om te doen wat wij behóren te doen. En ze moeten begrijpen dat gelijkheid gewoon gelijkheid voor de wet betekent en niet de afschaffing van iedere vorm van hiërarchie. Waar dat laatste gebeurt, hebben ouders en leraren geen verhaal meer en willen ze alleen nog aardig gevonden worden door hun kinderen of leerlingen.
Deze wijze gedachten zijn prechristelijk. Ze zijn in de vijf eeuwen voor de geboorte van Christus in Griekenland en Rome ontwikkeld. Binnen de bedding van de christelijke traditie hebben deze gedachten de tijd overleefd. Het Nieuwe Testament biedt immers niet meer dan enkele grondprincipes over de herkomst en grenzen van de overheidsmacht. Binnen de liberale tradities zijn deze (pre)christelijke gedachten teloorgegaan.
Taak christenen
Het is altijd de kracht van de christelijke traditie geweest dat ze, zoals Augustinus dat zei, de buit van de Egyptenaren een plaats in het eigen denken heeft gegeven. Nooit zonder meer natuurlijk. De klassieke deugdethiek is binnen de christelijke traditie ook gecorrigeerd: pas als mensen de deugden van geloof, hoop en liefde hebben, kunnen ze ook wijs, rechtvaardig, gematigd en dapper zijn. Maar binnen die christelijke kaders doet de klassieke erfenis helemaal mee. De pedagoog Eduard Böhl integreerde de vier klassieke deugden in zijn gedachten over christelijk onderwijs, en gaf ze daarin een plaats als tuchtmeester tot Christus.
Hét voorbeeld op dit gebied is Groen van Prinsterer. Zijn denken, juist zijn denken als Evangeliebelijder, stoelde op de klassieke traditie, op Edmund Burke en Alexis de Tocqueville. Lees het proefschrift van J. Zwaan over Groen en de klassieke oudheid, of beter: lees een paar pagina’s Groen, en u zult het zelf zien.
Dit echte conservatisme is in Nederland hard nodig, maar niet langer levensvatbaar gebleken. Het conservatisme is dus geen beweging en kan in die zin dus geen bondgenoot zijn. Maar het conservatieve gedachtegoed is van vitale betekenis voor het welzijn van onze samenleving, en kan alleen nog binnen de christelijke instituties worden opgenomen, gekoesterd, verwerkt en uitgedragen.
Het is nu dus onze taak als christenen om deze conservatieve ideeën verder te ontdekken en te verkennen, en te proberen er sympathie voor te verkrijgen. De tijden zijn wat dat betreft gunstiger dan ooit. De SGP en Protestants Nederland zijn een personele unie aangegaan in de persoon van Klaas van der Zwaag, die zijn werkzaamheden voor deze krant combineert met het hoofdredacteurschap van zowel Zicht (het blad van het Wetenschappelijk Instituut van de SGP) als Protestants Nederland. Het lijkt mij een uitgelezen kans om de kolommen van beide bladen te openen voor het aanbrengen van deze verrijking en verdieping van het christelijk denken vanuit conservatieve bronnen.