Christelijke partij is conservatief, maar wil niet terug naar vroeger
Een christelijke partij hecht aan traditie maar wil niet terug naar vroeger. Zelfs niet ten aanzien van zedelijkheidswetten. De SGP pleit immers niet voor het weer strafbaar stellen van homoseksualiteit?
Om de zoveel tijd duikt het debat op: is een christelijke partij conservatief? Of behoort zij tenminste conservatief te zijn?
Voor je het weet raakt zo’n gedachtenwisseling vervuild. Vooral als één van de deelnemers conservatisme stilletjes definieert als starre behoudzucht. Dat is het namelijk niet. Conservatisme is een politieke stroming die strijdt voor het behoud van traditionele waarden en normen en die zich inzet voor gezin, gemeenschap en het beoefenen van klassieke deugden. Zo bezien kunnen conservatieve en christelijke politici elkaar in de praktijk meestal aardig vinden.
Maar nu terug naar dat willen behouden van traditionele waarden. Ook dat kan namelijk nog verkeerd uitgelegd worden. Nee, zegt men dan, conservatieven en christenen willen natuurlijk niet terug naar de tijd van de trekschuit en de diligence. Maar houd ze in de gaten: op ethisch gebied, ten aanzien van de moraal en qua zedelijkheidswetgeving, willen zij de klok wel degelijk terugzetten tot in de jaren vijftig.
Ook dat is echter een karikatuur. Zeker, wie zich realiseert dat echtscheiding vroeger uitzonderlijk was en dat nu een op de drie huwelijken in een breuk eindigt, krijgt spontaan heimwee naar het tijdperk dat tegenwoordig met spruitjes wordt geassocieerd. En wie zou, om met D66-politicus Terlouw te spreken, na de zoveelste inbraak in zijn straat, niet terugverlangen naar het „touwtje uit de brievenbus”?
Maar dat betekent niet dat christelijke of conservatieve partijen streven naar restauratie van een vorig tijdperk. Zij beseffen terdege dat zoiets onmogelijk en zelfs onwenselijk is.
Twee heldere voorbeelden. Tot 1956 werden bij de overheid en bij de PTT werkende vrouwen zodra zij huwden subiet ontslagen. Achter die bepaling zat de rooms-katholieke en protestantse gedachtengang dat het verrichten van betaalde arbeid buitenshuis door moeders al snel „gezinsontwrichtend” zou kunnen zijn, waarom dat dan maar beter bij voorbaat vermeden kon worden. Eveneens tot 1956 konden gehuwde vrouwen geen bankrekening openen of op reis gaan zonder toestemming van hun echtgenoot. Al eens een christelijk of conservatief politicus tegengekomen die deze bepalingen in ere wil herstellen?
Evenmin vallen er bij ChristenUnie of SGP pleidooien te beluisteren om terug te gaan naar de zogeheten Regout-wetten, de in 1911 van kracht geworden zedelijkheidswetgeving die het tot 1971 mogelijk maakte om homoseksuele contacten (althans die tussen een persoon ouder dan 21 jaar en een persoon jonger dan 21 jaar) met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar te bestraffen.
Met name seculiere, progressieve politici zouden daarom christelijke collega’s niet moeten afschrijven als simpele restaurateurs van voorbije tijden. Dat willen ze niet zijn en dat zijn ze niet.
Christelijke politici op hun beurt kunnen er door deze voorbeelden toe gebracht worden scherp en kritisch te blijven, zowel bij nieuwe ontwikkelingen als bij bestaande situaties. Strijden tegen de tijdgeest? Jazeker, maar wel in het besef dat de tijdgeest van vijftig jaar geleden net zo goed in tegenspraak met de Bijbel kan zijn geweest als de huidige.