Wondertekenen
Handelingen 2:4a
„En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest.”
De werking van de Geest veranderde de harten van de pinksterlingen van een kabbelend beekje in een stroom die van berg en rots neerstort. Het was alsof de hele aarde omgekeerd werd, alsof de zee begon te zieden en te woeden, en bij dat alles waren toch stilte en vrede in het hart en een zacht suizen. De Geest is daar, de Heilige! Hij komt in het geluid van een geweldige wind en op eenieder van de 120 zetten zich verdeelde tongetjes of vlammetjes, tot een teken dat zij van nu af aan zouden toegerust zijn, om met nieuwe tongen te spreken van de grote werken van God. Deze tongetjes hadden geheel het aanzien van vuur, van vuurvlammen, om aan te duiden: daar is vuur, het vuur dat Mozes in de braambos zag branden, zonder dat echter de braambos verteerd werd. De stormwind werd door geheel Jeruzalem gehoord. De mensen wisten niet wat het was. Zij hadden wel al menige storm beleefd, maar dit waaien was heel eigenaardig, zodat zij schrokken en zich ontzetten. Massa’s verzamelen zich voor het huis waar de honderdtwintigen zich bevonden en van de grote werken van God spraken.
H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Preken”, 1896)