Pinksteren
Handelingen 2:1
„En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen.”
De Heere heeft op de vijftigste dag, nadat Israël uit Egypte, uit het diensthuis, getrokken was, het volk bij de berg Sinaï doen komen, en het aldaar de vorm van het genadeverbond in de tien woorden gegeven. Ik noem het een vorm van genadeverbond. Moge het ook voor de onwedergeborene een werkverbond zijn, het is toch eigenlijk een genadeverbond. Deze belofte ligt erin opgesloten: „Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven” (Jeremia 31:33).
Van de andere dag na de sabbat, als de garve van de beweegoffers op het Pascha gebracht was, moest men naar het bevel van de Heere zeven weken of vijftig dagen tellen, en dan bracht men op de vijftigste dag de broden van de eerstelingen. Voor de Joden was het dus het feest van de wetgeving en tegelijk het feest waarop zij de Heere de eerstelingen van de oogst brachten.
Israël echter trekt uit het diensthuis van de zonde en van de helse Farao naar het land van de rust, dat daarboven is, en zo moeten de geboden in de boeken van Mozes eigenlijk steeds als beelden van het geestelijke leven verstaan worden. Wat God de Vader van eeuwigheid voor Zijn volk verordend heeft, wat God de Zoon voor dit volk verworven heeft, dat eigent de Heilige Geest de mens persoonlijk toe.
Dr. H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld (”Preken”, 1896)
De Nederlandse theoloog Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875) was vanaf 1834 tot zijn overlijden predikant van de Reformierte Gemeinde in het Duitse Elberfeld. Kohlbrugge, die promoveerde op Psalm 45, staat bekend om zijn genadeleer. Hij benadrukte dat mensen alleen door het werk van Christus zalig worden.