Afscheid van eeuwenoude classes
De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) veegt een heleboel classes op een hoop. Waren er eerst 74 regionale kerkvergaderingen, nu blijven daar nog 11 van over. Veel van die regionale kerkvergaderingen waren al honderden jaren oud. Die nieuwe classes krijgen elk een eigen classispredikant.
Een van de vertalingen van het Latijnse woord ”classis” is ”vloot”. Zoals een vloot bestaat uit schepen die hun eigen koers bepalen maar toch met elkaar varen, zo bestaat een classis uit kerkelijke gemeenten die hun eigen weg gaan maar tegelijkertijd met elkaar optrekken.
De classis is een uitvinding van de Reformatie. De gereformeerde kerken wezen in de zestiende eeuw de rooms-katholieke kerkstructuur met de bijbehorende hiërarchie –waarbij pausen en bisschoppen het voor het zeggen hadden– af. Ze kozen echter ook niet voor het doperse kerkmodel, waarin het accent op onafhankelijke plaatselijke gemeenten lag.
De gereformeerden namen een tussenpositie in. Afvaardigingen van kerkenraden in een regio kwamen samen in een classicale vergadering om leiding te geven aan de gemeenten, terwijl de classis weer ambtsdragers afvaardigde naar de synodes.
Dat de gereformeerde kerk in de zestiende eeuw bevreesd was voor heerschappij, blijkt uit een bepaling in de kerkorde van de synode van Emden (1571): „Gheen (plaatselijke, JvR) Kercke sal over een andere Kercke, gheen Dienaar des Woords, gheen Ouderlinck, noch Diaken sal d’een over d’ander heerschappie voeren, maar een yegelijck sal hen voor alle suspiecien (bedenkingen, JvR), ende aenlockinge om te heerschappen wachten.”
Notulen
De Gereformeerde Kerk in de Nederlanden kende tot het jaar 1816 in totaal 53 classes. Het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis is bezig met de publicatie van een gedeelte van de notulen van diverse classes uit de begintijd van de vaderlandse kerk. Deze handelingen geven inzicht in de organisatie van de kerk, de opleiding van predikanten en het beroepingswerk, de verhouding tussen de kerk en de wereldlijke overheid, de doorwerking van de Reformatie en theologische geschillen. Ook komen maatschappelijke onderwerpen aan de orde, zoals armoede, onderwijs, huwelijksleven en bijgeloof. In de delen zijn lijsten opgenomen van gemeenten en predikanten.
Op dit moment zijn de acta verschenen van de classes Dordrecht, Rotterdam/Schieland, Leiden, Woerden, Walcheren en Zuid-Beveland, Delft, Gorinchem en Brielle en de Overijsselse en Gelderse classes. In bewerking zijn de acta van de classes Schouwen en Duiveland en Tholen en Bergen op Zoom. Deze delen zijn de laatste in de reeks.
Er zijn ook boeken verschenen over de geschiedenis van de classes in de begintijd. Zo schreef dr. Liesbeth Geudeke ”De classis Edam, 1572-1650. Opbouw van een nieuwe kerk in een verdeelde samenleving”. Daaruit blijkt dat classes die goed functioneerden, een duidelijke rol speelden bij de invoering van de Reformatie, bijvoorbeeld door het bekendmaken van de „paapse stoutigheden” –rooms-katholieke activiteiten– bij de burgerlijke overheid en door het stimuleren van de zondagsheiliging.
De belangrijkste bijdrage van de classes was misschien wel het toezicht op predikanten met behulp van de kerkelijke tucht. Zo aarzelde de classis Edam niet om in te grijpen op momenten dat een voorganger zichzelf en daarmee de Gereformeerde Kerk in opspraak bracht. Dat betrof bijvoorbeeld ds. Jozua de Cave, die in 1622 als predikant van Purmerend werd ontslagen omdat hij een geheime relatie had met een rijke koopmansdochter uit Amsterdam. Of ds. Theodorus Houtman van Landsmeer en Buiksloot, die drukker was met lesgeven en handel dan met de verrichting van zijn pastorale taken. Ds. Cornelius Lettingius van Oosthuizen sloeg in beschonken staat wartaal uit aan een sterfbed van een gemeentelid.
Algemeen Reglement
Dr. P. D. Spies, die de geschiedenis van de classis Tiel beschrijft, neemt als begin- en einddatum 1579 en 1816. De eerste duidt het begin aan van de classis in dat gebied, de laatste op de grote verandering die de kerk in dat jaar onderging. In 1816 ging het Algemeen Reglement van de Nederlandse Hervormde Kerk van kracht. Hierin was oorspronkelijk geen plaats meer voor de classicale vergaderingen. De bevoegdheden werden toebedeeld aan een klein classicaal bestuur.
Dankzij mr. H. H. Donker Curtius, advocaat en minister, kreeg de classicale vergadering toch een bescheiden rol in de nieuwe organisatie van de kerk. Hij was het eens met de mening van velen dat de classicale vergaderingen niet goed functioneerden, maar hij vond het belangrijk dat de classes bleven bestaan omdat de predikanten anders te geïsoleerd zouden functioneren. Dan bestond het gevaar dat de band van de predikanten met de kerk als geheel zou verslappen. Het gevolg was een ontmantelde classicale vergadering die jaarlijks bijeenkwam voor het verrichten van slechts twee taken: het doen van aanbevelingen voor kandidaten voor de kerkelijke bestuurscolleges en het bespreken van de financiële situatie.
Met de Hervormde Kerkorde van 1951 kwam er, 135 jaar na de invoering van het Algemeen Reglement, eerherstel voor de classicale vergadering. Naast de eerdergenoemde taken kregen de classes ook weer inhoudelijke taken toebedeeld. Ook kregen ze meer bevoegdheden.
Toch hebben de classes bijna nooit in het middelpunt van de belangstelling gestaan, uitzonderingen daargelaten. Zo’n uitzondering betrof de kwestie rond ds. Klaas Hendrikse, die zei te geloven „in een God Die niet bestaat.” Zijn zaak kwam in 2010 in de classis Zierikzee ter sprake en werd toen landelijk nieuws. De zaak-Hendrikse kwam niet verder dan de classis omdat zij besloot om geen leertuchtprocedure te starten. Naar het oordeel van de classis waren de uitlatingen van ds. Hendrikse niet van dien aard dat zij de fundamenten van de kerk aantastten.
Kerk 2025
De huidige verandering van de classicale organisatie maakt deel uit van Kerk 2025, een reorganisatieplan voor de Protestantse Kerk. Sleutelwoorden zijn transparantie, ruimte en eenvoud. Wijkgemeenten moeten de ruimte krijgen en niet worden lastiggevallen met regels die de Evangelieverkondiging, de gemeenschap, het diaconaat en de zending in de wereld kunnen belemmeren. Om toch samen kerk te zijn, is er gekozen voor een andere classicale organisatie, waarbij het accent ligt op ontmoeten. In deze ontmoeting krijgen medeleven, onderlinge bemoediging en bezinning op kerk-zijn gestalte. De ontmoeting moet vooral vorm krijgen in zogenoemde ringen van gemeenten.
Het leidinggeven aan en het toezien op het kerkelijk leven in de classis is een taak van de classicale vergaderingen zelf. Het aantal classes is teruggeschroefd van 74 naar 11. De kerkbestuurlijke taken van de classes zijn ingeperkt, terwijl er nieuwe taken bijkomen op het gebied van het samenwerking en ontmoeting tussen gemeenten.
Nieuw is de figuur van de classispredikant. Op dit moment zijn er tien namen bekend: ds. J. van Beelen (classis Gelderland Zuid en Oost), ds. P. Verhoeff (classis Noord-Holland), ds. K. van der Kamp (classis Overijssel-Flevoland), ds. W. G. van Iperen (classis Veluwe), ds. G. van Meijeren (classis Zuid-Holland-Zuid), ds. W. Beekman (classis Friesland), ds. J. Hommes (classis Groningen-Drenthe), ds. M. J. Luijk (classis Noord-Brabant-Limburg, ds. A. van der Maas (classis Zeeland en Zuid-Hollandse Eilanden) en ds. J. van Rijn (classis Zuid-Holland-Noord).
De elf voltijds classispredikanten moeten bijdragen aan de eenheid en saamhorigheid van de gemeenten en zijn het gezicht van de classis. Een van zijn taken is het regelmatig bezoeken van de gemeenten. De classispredikant kan in spoedeisende gevallen maatregelen nemen in kerkelijke gemeenten, maar een besluit moet altijd achteraf voorgelegd worden aan het breed moderamen van de classicale vergadering. Hiermee staat de classispredikant niet op hetzelfde niveau als een bisschop in de rooms-katholieke of lutherse traditie. Bovendien is de termijn voor een classispredikant beperkt tot vijf jaar, een termijn die hooguit één keer verlengd kan worden.
Zo houdt de Protestantse Kerk vast aan het adagium van de kerkorde van 1571 dat „geen kerk over een andere kerk zal heersen en dat geen predikant, ouderling of diaken heerschappij zal voeren over een ander.”
„Samen zoeken naar het beste voor de kerk”
Ds. Klaas van der Kamp wordt een van de elf nieuwe classispredikanten van de Protestantse Kerk in Nederland. De algemeen secretaris van de Raad van Kerken begint op 1 september met zijn werk in de classis Overijssel-Flevoland.
Ds. Van der Kamp kent de regio. Hij is opgegroeid op een boerderij in de omgeving van Kampen, op de grens van Overijssel en Flevoland. Hij was eerder scriba van de provinciale kerkvergadering Overijssel-Flevoland. In Overijssel werkte hij diverse keren mee aan kerstnachtdiensten voor de regionale omroep.
De regio trekt hem. „Ik vind het een mooie roeping om me in te zetten voor de protestantse gemeenten in deze gebieden. In Overijssel is men gericht op de onderlinge relaties. ”Noaberschap” staat hoog in het vaandel. Dat moeten we koesteren. In Flevoland is het pionieren juist van groot belang, iets wat in deze tijd voor de kerk toegevoegde waarde heeft. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat relaties daar niet belangrijk zijn. Ik wil vooral dicht bij de mensen staan en vanuit de ambtelijke vergaderingen een gezicht geven aan de kerk. Dat mijn gezicht bij een aantal mensen al bekend is, kan een voordeel zijn.”
Als classispredikant ziet hij voor zichzelf een dienende taak weggelegd. „Ik doe het werk niet alleen en op eenzame hoogte, zoals een bisschop, maar samen met de voorzitter en andere leden van de classicale kerkvergadering. Ik wil in gezamenlijkheid zoeken naar wat het beste is voor de kerk. Een van mijn taken is om de komende vier jaar alle 200 gemeenten te bezoeken. Het leggen van contacten is van groot belang om de mensen en de gemeenten te leren kennen en zo van betekenis te kunnen zijn in de kerk.”