John Norcott zet argumenten tegen de kinderdoop op een rij
Wie de titel ”De doop” ziet en de auteur niet kent, verwacht een uiteenzetting van de doop overeenkomstig Gods Woord zoals dat samengevat is in onze gereformeerde belijdenisgeschriften.
De inhoud maakt echter duidelijk dat de Engelse baptistenpredikant John Norcott (overleden in 1676) hier pleit voor de volwassendoop en argumenten tegen de kinderdoop op een rij zet. Het boekje is nu in het Nederlands uitgegeven door Stichting Het Braambos, die zich inzet voor het vertalen van geschriften en preken van de Engelse predikant J. C. Philpot (1802-1869) en zijn tijdgenoten en geestverwanten.
Bij het lezen van dit boekje dacht ik aan een gesprek met iemand die van plan was zich te laten overdopen en zijn bezwaren tegen de kinderdoop noemde. Verschillende bezwaren heeft ds. Norcott met gevaar voor eigen leven beschreven voor zijn geloofsgenoten in en rond Wapping, waar hij predikant was. Hij publiceerde dit boek toen hij in ons land was vanwege de vervolging van de baptisten in Engeland.
Het eerste argument voor de volwassendoop dat Norcott noemt is dat Christus Zelf gedoopt werd in de rivier de Jordaan. Dat gebeurde niet toen Hij kind was, maar de volwassen leeftijd had bereikt. Dat Christus op de achtste dag werd besneden als oudtestamentisch teken van het verbond komt niet aan de orde.
Als tweede wijst de auteur erop dat Christus Zelf in Mattheüs 28:19 de opdracht gegeven heeft om de gelovigen uit al de volken te dopen. Achterwege blijft dat het hier gaat om een zendingssituatie. Als mensen op het zendingsveld door de verkondiging van het Woord en de werking van de Heilige Geest tot geloof komen, moeten ze inderdaad worden gedoopt.
Na verschillende voorbeelden uit de Bijbel genoemd te hebben van mensen die tot geloof komen en zich laten dopen, maakt Norcott duidelijk dat dopen alleen mogelijk is door onderdompeling. Besprenkeling heeft God niet voorgeschreven en nergens lezen we dat de waterdoop is afgeschaft. Onderdompeling symboliseert nadrukkelijker waar het in de doop over gaat: met Christus te worden begraven en weer op te staan. Bij zijn argumentatie vergeet de auteur echter dat Christus niet in een gedolven graf werd begraven, maar in een rotsgraf.
De besprenkeling van het voorhoofd symboliseert treffend de besprenkeling met rein water uit Ezechiël 36:25: „Dan zal Ik rein water op u sprengen en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen.” Ook in het Nieuwe Testament wordt er over deze besprenkeling gesproken. In 1 Petrus 1:2 schrijft de apostel over de „besprenging des bloeds van Jezus Christus.”
In een uitvoerig hoofdstuk beantwoordt de auteur 22 tegenwerpingen. Wie als kind gedoopt is, moet als hij tot geloof komt opnieuw gedoopt worden. Met Guido de Brès belijden we in artikel 34 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: „Hierom geloven wij, dat, zo wiens voornemen is in het eeuwige leven te komen, die moet maar eens gedoopt worden met de enige doop, zonder dien immermeer te herhalen; want wij kunnen ook niet tweemaal geboren worden.”
In 28 punten vergelijkt Norcott de doop van de gelovigen met de kinderdoop. Uit die vergelijking blijkt dat hij het geloof als voorwaarde ziet voor de doop. Bij de bewuste keuze voor de volwassendoop, geloofsdoop of overdoop zijn de accenten verschoven van de objectieve werkelijkheid van de belofte van het verbond naar de subjectieve beleving van het eigen geloof, waarbij vooral het gevoel een overaccent ontvangt. De eigen ervaring vormt een bevestiging van het eigen geloof.
Wie op deze manier vastheid zoekt, zou naar het woord van Luther zich eindeloos opnieuw moeten laten dopen. De doop berust dan in zekere zin op ons geloof. Maar de sacramenten zijn tekenen en zegelen van de onwankelbare en aan alles voorafgaande belofte van God, en daar mogen gedoopte kinderen op pleiten.
Boekgegevens
De doop, John Norcott, (vert. R. Pieterman); uitg. Stichting Het Braambos, Alblasserdam, 2017; ISBN 978 90 764 5008 7; 64 blz.; € 6,-.