Huidige landbouwsysteem blokkeert verduurzaming
Het Nederlandse landbouwmodel heeft zijn grenzen bereikt. Er is een radicale verandering nodig om de landbouw meer in harmonie met milieu, landschap en natuur te brengen, betogen onderzoekers aan de Universiteit Utrecht.
De moderne landbouw heeft Nederland veel gebracht: voedsel is volop en tegen lage prijzen beschikbaar en de landbouwexportcijfers blijven records breken. Tegelijkertijd zorgt de landbouw voor een grote uitstoot van broeikasgassen, forse milieubelasting, ecologische verarming op het platteland en van natuurgebieden en verlies aan cultuurhistorisch landschap, met toenemende maatschappelijke kosten als gevolg.
De oorzaak van zowel het succes van de landbouw als de keerzijde ervan is de inrichting van het huidige landbouwsysteem. Dat systeem is sterk gericht op bulkproductie voor de export. Hierdoor concurreren Nederlandse boeren op de wereldmarkt en worden zij gedwongen te produceren tegen zo laag mogelijke kosten.
De enige manier om in zo’n systeem nog iets te kunnen verdienen is het blijven verlagen van de productiekosten door het verhogen van de efficiëntie via schaalvergroting, specialisatie en intensivering. Boeren die niet mee kunnen of willen in deze op groei gerichte markt staan er financieel meestal slecht voor. Zij kunnen, ondanks een forse hoeveelheid inkomenssteun uit Europa, nauwelijks een fatsoenlijk inkomen verdienen. Het gevolg van dit landbouwmodel is een enorme druk op landschap, natuur en de boer zelf.
Om het systeem niet helemaal uit de rails te laten lopen, zijn er door de overheid grenzen gesteld aan de milieudruk vanuit de landbouw door een uitgebreid systeem van regels en verboden. Via een tweede spoor worden vergroeningsmaatregelen gestimuleerd. Deze regels en vergroeningsmaatregelen hebben beperkingen opgelegd aan de milieudruk van de landbouw. Toch zijn ze, ondanks jarenlange ontwikkelingen en investeringen, niet in staat geweest de problemen in de landbouw op te lossen.
Duurzaamheidsovergang
De belangrijkste reden daarvoor is dat ze vergroening binnen de bestaande kaders stimuleren, maar de oorzaak van het probleem niet aanpakken. Zonder fundamentele veranderingen in ons landbouwsysteem blijft kostprijsverlaging noodzakelijk voor boeren om een fatsoenlijk inkomen te kunnen blijven verdienen en blijft werken tegen de grenzen van het systeem aan de norm. Alleen een vergaande duurzaamheidsovergang van het hele landbouwsysteem kan daar een oplossing voor bieden.
Zulke fundamentele systeemveranderingen zijn echter bijzonder moeilijk te bewerkstelligen. Recent verscheen er bijvoorbeeld een rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, waarin ervoor wordt gepleit de Nederlandse veestapel drastisch in te krimpen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te kunnen halen. Het werd direct door de sector en diverse Kamerleden tot de grond toe afgebrand. Deze reactie is een logisch gevolg van het blijven denken vanuit het huidige systeem, waarin kostprijsverlaging het enige verdienmodel is.
De reacties zijn daarmee ook een symptoom van een sector die moeite heeft om over zijn eigen schaduw heen te springen. Frenken en Hekkert noemen dat „transformatiefalen”: het onvermogen van het hele systeem en alle bijbehorende instituties om zichzelf opnieuw uit te vinden en zo radicale oplossingen voor verduurzaming mogelijk te maken (mejudice.nl 2017). Het vormt wellicht de grootste barrière voor verduurzaming van de Nederlandse landbouw.
Kwantumcontracten
Het transformatiefalen komt voort uit het feit dat het huidige landbouwsysteem en de bijbehorende instituties, zoals overheden, banken, kennisinstituten en ketenpartijen, volledig zijn aangepast aan en gericht zijn op de manier van werken in het huidige landbouwmodel. Zij hebben er dus belang bij dat dat model blijft bestaan. Agrarische opleidingen leren aankomende boeren om tegen zo laag mogelijke kosten zo veel mogelijk te produceren binnen de ruimte die de regels bieden. Kennisinstellingen ontwikkelen vooral kennis en technologie om hetzelfde doel te bereiken. Banken verstrekken in de regel alleen leningen voor investeringen gericht op schaalvergroting en efficiëntie, omdat die in het verleden hebben bewezen zichzelf terug te verdienen. Ketenpartijen richten zich veelal op de internationale markt of kwantumcontracten met supermarktketens, en houden daarmee ook het model van bulkproductie en kostprijsverlaging in stand.
Het gevolg is dat innovatieve ondernemers die de gebaande paden willen verlaten en de zaken echt anders willen aanpakken in de knel komen. Hun alternatieve bedrijfsmodel past niet in de bestaande regels. Ze moeten zelf markten creëren en hebben grote moeite om investeringen gefinancierd te krijgen. Daarbij krijgen ze te maken met overheidsregels die niet passen of soms zelfs het geheel ontbreken van regelgeving.
Bosvarkens
Zo wordt er op veel plekken in Nederland geëxperimenteerd met veehouderij waarbij dieren niet in stallen, maar onder meer natuurlijke omstandigheden worden gehouden. Een voorbeeld hiervan is het houden van varkens in open weides of bossen. Voor de Nederlandse wet zijn varkens echter staldieren. Een andere optie is er niet. Alle regels rond het houden van varkens zijn dus gebaseerd op de basisaanname dat de betreffende varkens zich in een stal bevinden.
Veel van deze regels passen niet als varkens in open weides of bossen worden gehouden. Zij maken het daardoor in principe onmogelijk om varkens daar te houden. Zo dient een ondernemer die varkens houdt, altijd een luchtwasser te hebben om de uitstoot van gassen en stank te beperken. In het geval van bosvarkens zou dat dus betekenen dat het bos waarin de varkens gehouden worden, moet worden voorzien van een luchtwasser.
Het is slechts een van de vele voorbeelden van regels die zijn bedacht vanuit het huidige systeem, en die niet voorzien in innovatieve alternatieven. Hierdoor staan boeren voor grote financiële uitgaven. Soms is het zelfs onmogelijk om aan de regels te voldoen. Bestaande regels kunnen verduurzaming daarmee enorm in de weg zitten.
Het gevolg is dat duurzame alternatieven niet of nauwelijks groeien. Het aandeel biologische landbouw in Nederland schommelt bijvoorbeeld al jaren rond de 3 procent en het landbouwoppervlak onder agrarisch natuurbeheer ligt al sinds het begin van deze eeuw op een constant lage 4 procent.
Maatwerk
Om een systeemverandering te verwezenlijken is het nodig om een breed gedragen einddoel te formuleren, dat door alle belanghebbenden gezamenlijk wordt opgesteld. Belangrijk daarbij is dat het doel in zo concreet mogelijke termen wordt gevat. Zo geeft het richting aan het zoekproces, maakt het voortgang inzichtelijk en stimuleert het innovatie en creativiteit. Als de richting helder is, kunnen ook de spelregels en randvoorwaarden worden vastgesteld die nodig zijn om het doel te bereiken. Dit betekent dat er ook kritisch moeten worden gekeken naar de regels en prikkels in het huidige beleid en in de keten die nu de ‘productivistische’ landbouw faciliteren en vergaande verduurzaming tegenhouden.
Welke maatregelen er nodig zijn verschilt per bedrijf en per regio. Daardoor is er in de uitwerking van een bredere duurzaamheidsdoelstelling maatwerk nodig. Melkveehouderij staat voor andere opgaven dan akkerbouw. En waar landbouw op zandgrond vooral te maken heeft met mestproblematiek, gaat het in het veenweidegebied veel meer om bodemdaling en broeikasgasuitstoot.
Daarbij is het belangrijk om experimentele initiatieven van boeren te stimuleren die laten zien dat het anders kan en de randvoorwaarden te creëren voor opschaling van experimenten. Het stimuleren van experimenten gebeurt al, maar ze worden vaak niet ingepast in een langetermijnstrategie, gericht op duurzame ontwikkeling van de sector. Daardoor wordt er weinig druk op het bestaande systeem uitgeoefend om te veranderen, en blijft dit soort initiatieven meestal in de experimentele fase hangen.
Dat klinkt misschien allemaal onhaalbaar. Toch wordt het in Ierland al gedaan, en met succes. Met alle betrokken partijen is daar het duurzaamheidsmanifest Origin Green opgesteld, waarin de doelstelling is geformuleerd om met de Ierse landbouw wereldleider te worden op het gebied van duurzaam geproduceerd voedsel. Er is daarbij bewust niet ingezet op een heel systeem van regels en verboden. Het project ging in 2012 van start en ondanks het vrijwillige karakter is de verwachting dat dit jaar alle Ierse boeren meedoen.
Uniek moment
Het besef dat de huidige situatie in de Nederlandse landbouw niet langer vol is te houden begint inmiddels bij veel betrokken partijen door te dringen. In de landbouwsector zelf ziet men de continuïteit van de sector met de huidige manier van werken in gevaar komen. Daarnaast zijn veel boeren het zat om iedere keer weer de beschuldigende vinger te krijgen terwijl ze vastzitten in een systeem waar ze zelf weinig invloed op hebben. Ook het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit lijkt niet langer op de huidige weg door te willen gaan en bezint zich op een andere aanpak.
Er lijkt dus nu een uniek momentum te zijn voor de fundamentele verandering van het landbouwsysteem die wij hier bepleiten. Een verandering die begint met het gezamenlijk nadenken over wat voor toekomst we eigenlijk willen voor de landbouw in Nederland. Een toekomstbeeld dat richting geeft en uitnodigt tot creatieve en innovatieve ideeën die ervoor zorgen dat zowel de boer als de natuur erop vooruitgaat. Dat betekent in ieder geval afscheid nemen van het model van bulkproductie tegen zo laag mogelijke kosten voor de wereldmarkt.
Dit artikel is een verkorte weergave van een essay dat is gebaseerd op onderzoek in opdracht van het ministerie van LNV naar de randvoorwaarden voor het realiseren van een duurzaamheidstransitie in de Nederlandse landbouw. De auteurs, Jerry van Dijk, René Verburg, Hens Runhaar, Marko Hekkert, werken aan het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht. Het orgineel is te lezen via: http://www.mejudice.nl/artikelen/detail/een-transitie-naar-natuurinclusieve-landbouw-van-waarom-naar-hoe