Geert Buelens legt de woelige jaren zestig open
Samenvatten wat er zich wereldwijd in een tijdsbestek van tien jaar afspeelde, is geen sinecure. Geert Buelens, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde in Utrecht en Stellenbosch, waagde zich eraan.
In een ruim duizend bladzijden tellend boek schetst Buelens een cultuurgeschiedenis van de jaren zestig van de vorige eeuw, letterlijk ”van hier tot Tokio”, met vele wereldsteden ertussenin.
Op de cover van het boek wordt een greep uit de inhoud gedaan: „De ambitie van Brasilia, de slachtoffers van Sharpeville, Indonesië en Mexico-Stad, de voettocht van Selma (zwart protest in Amerika, JvdG), het studentenoproer van Parijs tot Dakar, de moorden op president Kennedy en Patrice Lumumba, de Cubaanse Revolutie, de oorlog in Vietnam en de Praagse Lente.” Voor Buelens vormen ze de achtergrond van zijn beschouwingen over „culturele omwentelingen die nooit eerder in hun mondiale samenhang zijn gepresenteerd.”
Zelf noteerde ik de volgende namen en trefwoorden uit dit oeuvre: Chroesjtsjov, Cuba, (de)kolonisatie, feminisme, gastarbeiders, hippies, Martin Luther King, Mao Zedong, nozems, Elvis Presley, Provo, The Beatles, The Rolling Stones, Tweede Vaticaans Concilie.
Ik doe hier maar een greep. Voor de schrijver zijn al deze namen en gebeurtenissen illustratief voor de culturele geschiedenis van de sixties, die hij verder ook beschrijft aan de hand van vele films, romans, kunstuitingen en een veelvoud van wereldliteratuur. De bibliografie telt grofweg niet minder dan 1500 titels.
Eichmann
Na deze wat taaie opsomming –om de inhoud van het boek enigszins recht te doen– probeer ik de kern te schetsen. Daarvoor zet ik in bij de aandacht die Buelens geeft aan het proces tegen nazitopman Eichmann, door Susan Sontag in 1964 genoemd, „het meest interessante en ontroerende kunstwerk uit de recente geschiedenis.” Ik citeer: „Het proces in Jeruzalem (1961-1962) tegen de man die verantwoordelijk werd geacht voor de logistieke uitvoering van de Jodenvervolging, had niet louter een juridische betekenis. Meer nog dan om vonnis en straf ging het hier volgens haar, net zoals in een klassieke tragedie, om een collectieve zoektocht naar catharsis (innerlijke reiniging, JvdG). Terwijl de verdachte (…) in zijn kooi zat, werd een lange en collectieve treurzang aangeheven.” Toen pas nam de verwerking van de Holocaust een aanvang. Met de Holocaust was er geen continuïteit meer in de Europese geschiedenis geweest. „Tot in haar kern was de beschaving vervuild geraakt.”
In het hart van Buelens’ boek staat de Zesdaagse Oorlog in juni 1967, een „echo van zesdaagse schepping” (stafchef Yitzhak Rabin), toen generaal Mosje Dajan de Klaagmuur kuste en die plek benoemde als „alles wat heilig is in ons land.” Zo maakte hij het nagenoeg onmogelijk, zegt Buelens, dat Oost-Jeruzalem nog ooit met een andere mogendheid gedeeld zou worden. Voor de Palestijnen was de stichting van de staat Israël, aldus Buelens, de nakba (de catastrofe) geweest. De droom van een groot Arabisch rijk lag aan flarden, het was „de grootste Arabische nederlaag in de geschiedenis.” Intussen was de Zesdaagse Oorlog, in het hart van de jaren zestig, het begin van een wereldconflict.
Na de Zesdaagse Oorlog, met de eclatante overwinning voor Israël, was er aanvankelijk nog sprake van een „nagenoeg unanieme westerse bijval voor Israël.” De Holocaust was „een moreel richtsnoer” geworden. Maar de geschiedschrijver laat hier niet na, in een te respecteren evenwicht, de traumatische gevolgen voor met name ook het Palestijnse volk te benoemen. Oordelen aan beide zijden van het ideologische spectrum werden voortaan gekleurd door de Tweede Wereldoorlog, zegt hij.
Geloof
De verleiding is groot om hier ook het exposé over de Culturele Revolutie in China voor het voetlicht te halen, met het Rode Boekje van de communistische dictator Mao dat onder linkse intellectuelen in kerk en samenleving werd omarmd en oorzaak was van grote woelingen in de westerse samenleving. Fijntjes merkt de schrijver op dat religie toen in China „meedogenlozer bestreden werd dan ooit.”
Maar ik speurde in het boek ook naar informatie over de kerk. Helaas valt er niets te lezen over de protestantse kerk. De vraag is natuurlijk waar die te vinden zou zijn. Die kerk bestaat wereldwijd alleen in meervoud in het kwadraat. In dit boek komt in het hoofdstuk ”Geloof” dan ook alleen de Rooms-Katholieke Kerk aan de orde, in haar wereldwijde gestalte.
In dit verband geeft de schrijver vooral aandacht aan het Tweede Vaticaans Concilie. Paus Johannes XXIII maakte volgens hem wereldwijd een „onuitwisbare indruk” met zijn openheid richting andere kerken en de wereld. Zodanig zelfs dat hij „tijdens zijn dagenlange doodsstrijd” (juni 1963) brieven ontving van Nikita Chroesjtsjov en Fidel Castro. De encycliek ”Pacem in terris” (11 april 1963), die 15.000 woorden telde, werd integraal in The New York Times afgedrukt.
Polarisering
Maar, ik citeer nu letterlijk: „Niet iedereen zag echter alleen maar glinstering. Oecumene was een mooi ideaal, maar lang niet alle gelovigen stonden open voor deze vaak als erg radicaal ervaren ontwikkelingen. Godsdienstige rituelen zijn veelal van kindsbeen af met iemands identiteit vergroeid en wie in een snel veranderende wereld vooral behoefte heeft aan zekerheid, staat niet te juichen wanneer tradities op de schop worden genomen en regels en conventies als achterhaald worden weggezet. Net zoals op zovele andere culturele vlakken zorgden de jaren zestig ook op religieus gebied voor een enorme maatschappelijke polarisering en, dus, voor spanningen. Johannes XXIII wilde de Kerk bij de tijd brengen (…) Er waren verwachtingen gewekt waar niet altijd aan voldaan werd – het Concilie voerde wel de volkstaal in voor de eredienst, maar onder de nieuwe paus Paulus VI bleef het celibaat overeind en de pil verboden. Schisma’s dreigden en in sommige landen hield een groot aantal pastoors en kloosterlingen het voor gezien en daalde ook het kerkbezoek dramatisch.” Helemaal herkenbaar, ook voor protestanten van allerlei kleur.
Als de auteur ook de niet-katholiele christelijke wereld beschouwt komt hij, wat de mondiale invloeden betreft, terecht bij de Engelse anglicaanse bisschop John. A. T. Robinson met zijn geruchtmakende ”Honest to God”, bij de Amerikaanse baptistenpredikant Harvey Cox met zijn ”The Secular City”, maar ook bij de begin dit jaar overleden evangelist Billy Graham, die wel ”Gods machinegeweer” werd genoemd.
Buelens concludeert intussen, dat, waar in de jaren zestig de secularisatie in het Westen om zich heen is gaan grijpen, daarvan in niet-westerse regio’s vaak geen sprake is geweest, integendeel.
Zingeving
„De belangrijkste culturele en politieke boodschappen van de jaren zestig gingen over hoop, bevrijding en democratisering”, besluit Buelens. Er is in de geschiedenis geen decennium geweest met zo veel invloed als de sixties, meent hij. Maar: „De relationele vrijheid die in de plaats kwam van de strakke huwelijksmoraal heeft lang niet alleen maar gelukkige partners en kinderen opgeleverd.” Dat wisten we al. En: „In sommige kringen werd het traditionele geloof afgezworen, maar vaker wel dan niet kwamen daar andere soorten zingeving voor in de plaats.” Of, zeg ik, bleef ook beproefd geloof, ingebed in een rijke eeuwenoude traditie, overeind en bij de tijd.
Boekgegevens
De jaren zestig. Een cultuurgeschiedenis, Geert Buelens; uitg. Ambo/Anthos, Amsterdam, 2018; ISBN 978 90 263 2939 5; 1024 blz.; € 49,99.