Cultuur & boeken

Spotlight: Griekse mythen voor vandaag

Wat beweegt iedereen toch om een dik boek met de onaantrekkelijke titel ”Mythos” te kopen? Is dat alleen maar het feit dat de schrijver recent veel televisie-aandacht kreeg via een interview in De Wereld Draait Door? Of is er meer aan de hand?

Enny de Bruijn
30 April 2018 10:50Gewijzigd op 16 November 2020 13:11
beeld Bas Dekker
beeld Bas Dekker

In ”Mythos” doet de Britse schrijver, presentator en acteur Stephen Fry een poging om de oude Griekse mythologie verteerbaar te maken voor een eigentijds publiek. En het moet gezegd, hij doet dat heel knap en gedurfd.

Neem het stukje waarin hij beschrijft hoe de titaan Prometheus in opdracht van de oppergod Zeus mensenfiguren van klei gemaakt heeft: „Zeus was al uit de bosjes de rivieroever op gelopen en was in zijn enthousiasme op de drogende, eindeloos verfijnd geboetseerde figuurtjes gaan staan. Met een kreet van woede en wanhoop snelde Prometheus er nu naartoe om de schade op te nemen. „Botte lomperik”, brieste hij. „Allemaal kapot. Kijk nou wat je doet!” Geen enkel ander schepsel kon Zeus straffeloos op die manier toespreken.”

Wie vindt dat Fry in zijn hervertelling de bronnen precies moet volgen en recht doen, zal best eens met gefronste wenkbrauwen zitten. Hij trekt gewaagde parallellen met het heden, gebruikt onverwachte beelden en drukt zich uit in soms superpopulaire taal. Toch lijkt dit een succesvolle manier om de verhalen althans nog een béétje bekend te houden bij het brede publiek.

Stichtelijk waren ze van nature al niet, de Griekse mythen, en in de bewerking van Fry worden ze er zeker niet stichtelijker op. De Griekse goden zijn volgens de oude verhalen weliswaar machtig, maar ook kinderlijk jaloers, driftig, hebzuchtig, hoogmoedig. En geobsedeerd door seks. In de woorden van Fry: „De Joden hebben een God die mensen schiep naar Zijn goddelijke beeld, maar de Grieken hebben goden geschapen naar hun eigen menselijke beeld.”

Het is een van de redenen waarom de klassieke mythologie vanouds een omstreden onderwerp is in de gereformeerde traditie. In de eeuw na de Reformatie herontdekten velen de oude verhalen van de klassieke schrijvers, en alle dichters van die tijd gingen er enthousiast mee aan de slag. Behalve een paar. Bevindelijke lieddichters als Willem Sluiter beschouwden het zelfs als schending van het eerste gebod om zelfs maar de naam van Apollo of Venus te noemen.

Maar daartegenover stond iemand als Daniël Heinsius, hoogleraar in Leiden, secretaris van de Dordtse synode, en stellig niet minder zuiver in de leer. Hij betoogde dat je het allemaal niet zo letterlijk moet nemen: de heidense mythen bevatten veel diepe wijsheden, als je allegorisch leest. Bedoelen de Grieken en Romeinen met de namen Vulcanus, Bacchus en Venus niet vooral het wezen van vuur, wijn en liefde?

Sindsdien heeft die discussie veler gevoelens over mythen en sprookjes bepaald. Het gaat erom: zie je de goden en de tovenaars uit de oude verhalen als reëel bestaand, als echte werkelijkheid? Of accepteer je ze binnen de bladzijden van het boek als symbolen die eigenlijk een diepere boodschap willen overdragen?

Neem het verhaal over Prometheus die samen met Zeus en Athena mensen schept, mensen die de hele aarde mogen gebruiken, maar die nooit het vuur in handen mogen krijgen. Daarvan kun je zeggen: Dat klopt helemaal niet met Genesis. Dat is een heidens verhaal over heidense goden. Maar je kunt ook zeggen: Natuurlijk is het allemaal niet echt zo gebeurd. Maar dit verhaal vertelt (op een weliswaar verhulde en duistere en symbolische manier) wel degelijk iets over de oorsprong van de geschiedenis: de schepping en de val van de mens.

Het gaat over mensen die niet zomaar ontstaan, maar door een kracht buiten henzelf geschapen worden. Mensen bij wie de adem van boven wordt ingeblazen, en met wie alles misgaat zodra ze met hun vingers aan het verboden vuur komen – het vuur dat niet voor hen bestemd was, waar ze af hadden moeten blijven.

Dat is trouwens ook hoe Stephen Fry deze mythologische verhalen behandelt. Hij gelooft helemaal nergens in (en dat merk je ook aan zijn stijl). Maar hij gelooft wél dat er in de mythologie diepe waarheden over het menszijn te vinden zijn. En dat is natuurlijk de manier om oude tradities toegankelijk te houden en relevant te maken voor een hedendaags publiek.

Fry vertelt verhalen die minstens zo veel zeggen over onze tijd als over de tijd waarin ze ontstonden. Dat heeft niet alleen met zijn eigentijdse taalgebruik te maken, maar ook met een opfrissen en actualiseren van de inhoud. Fry kan in een interview zomaar een gewaagde parallel trekken tussen de ”doos van Pandora” en de ontdekking van het internet: in beide gevallen lijkt er sprake van een geschenk voor de mensheid, maar zodra je dat geschenk openmaakt, vliegen alle rampen en ziekten en kwalen van de wereld naar buiten.

In dat opzicht doet zijn benadering erg denken aan de manier waarop schrijvers als Guus Kuijer en Nico ter Linden hun hervertellingen van de Bijbel hebben gemaakt. En daar zit meteen ook het lastige punt.

Net als de verhalen uit de klassieke oudheid hebben ook de Bijbelse geschiedenissen onze Europese cultuur gevormd. Wie ze mythologisch leest en op die manier relevant probeert te maken voor vandaag, kan rekenen op een groot en geïnteresseerd publiek – want mensen voelen intuïtief dat het hier over onze wortels gaat, dat we hier een vermoeden krijgen van iets wat dieper gaat dan alle feiten en cijfers over onze wereld ons kunnen vertellen.

De grote vraag voor christelijke lezers is dan alleen: hoe kun je aansluiten bij die eigentijdse honger naar betekenis, die hang naar mythologie – en tóch duidelijk maken dat de Bijbel van een andere orde is dan de Griekse godenverhalen? Hoe kun je historisch lezen zonder dat de diepere betekenislagen verloren gaan, en hoe kun je symbolisch lezen zonder dat de historische werkelijkheid uit zicht verdwijnt?

Die vraag is niet nieuw. Alle generaties voor ons worstelden ermee. Het is dan ook de christelijke traditie zelf die de weg wijst naar vernieuwing: goed Bijbellezen kan alleen in het geloof, verlicht door de Heilige Geest. Cultuurchristendom is mooi, en het kan aanknopingspunten bieden voor het overdragen van de traditie, maar het overleeft niet als het hart van het geloof ontbreekt.

”Mythos”, Stephen Fry; uitg. Thomas Rap, Amsterdam, 2018; ISBN 978 94 004 0625 4; 420 blz.; € 24,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer