Het boek dat de jurist weer Joodser maakte
Leon Buchholz was een Fransman uit Parijs. Althans, dat dacht Philippe Sands als jochie. Later begreep hij dat zijn grootvader ook in Wenen had gewoond. Maar daarover was opa al wat stiller. Dat hij eigenlijk uit Lviv kwam, werd pas veel later duidelijk. Stof voor een dik boek.
De Engelse advocaat glimlacht. Ja, een obsessie is het boek wel een beetje geworden. „Als je zes jaar van je leven werkt aan één boek, heeft het je wel te pakken.” ”Galicische wetten” is een pil met 450 bladzijden tekst.
Het werd niet alleen een familiekroniek, maar er komt ook veel geschiedenis over Sands’ vak voorbij: het internationaal strafrecht. Vandaar de titel van het boek. Lviv ligt in de streek Galicië (tegenwoordig in Oekraïne), en daar komen twee juristen vandaan die na de Tweede Wereldoorlog belangrijk werk hebben geleverd.
En daarmee ging Sands’ onderzoek zowel over zijn familie als over zijn vak. „De Engelse zendelinge Elsie Tilney geloofde sterk dat het heil „eerst naar de Joden” gaat, zoals de Romeinenbrief zegt. Daarom heeft zij in de oorlog Joden geholpen van Wenen naar Parijs te komen.”
Een van die Joodse mensen was Sands’ moeder Ruth. Grootmoeder Rita bleef –om onduidelijke redenen– in Wenen, terwijl grootvader Leon al in Parijs was. „Ik besta dus door Tilneys uitleg van de Romeinenbrief. Dat is me heel erg duidelijk geworden.”
Voordat Sands in zijn geschiedenis ging graven, zou hij weinig tijd hebben besteed aan een „godsdienstige vrijgezel” uit het Engelse Norwich. Surrey Chapel zendt al vanaf 1920 zendelingen over de wereld. Sands kwam als een van de weinigen bij de kerk terug om te zeggen dat hij zijn leven aan dat werk te danken had.
Edel mens
Gemakkelijk was het niet om het verhaal over Tilney boven water te krijgen. „Ze heeft nooit met iemand gesproken over haar werk voor Joodse vluchtelingen. In ons Facebooktijdperk kun je je dat nauwelijks voorstellen. Een achternicht van haar uit Amerika wist alleen te zeggen: ze haatte Duitsers, maar niemand wist waarom. Ze was een edel mens, dat is duidelijk.”
Sands vraagt zich nog altijd af wat haar bewoog. „Was dat menslievendheid of zendingsdrang? Dat maakte niet uit voor wat ze deed, maar wel voor haar motivatie. Misschien wilde ze mijn moeder wel tot Jezus brengen. Het valt me op hoeveel brieven ik over haar krijg. Er zijn in Norwich zelfs plannen om een standbeeld voor haar op te richten.”
Sands was zelf nooit echt bezig met zijn Jood-zijn. Tot hij aan dit boek begon. „Mijn grootvader Leon was een religieuze Jood. Daarin voelde hij zich verbonden met het Jodendom als geheel. Ik had altijd moeite met groepsdenken. Maar als ik bij Lviv over een begraafplaats van Joden loop, weet ik ineens weer dat deze groep echt bestaat. Door dit boek ben ik veel Joodser geworden dan ik ooit was.”
Ook zijn geduld met religie is groter geworden. „Wees eerlijk: als advocaat heb ik veel te maken met conflicten, en veel conflicten hebben te maken met religie. We zitten tegenwoordig midden in de discussie over islamitisch extremisme. Religie heeft een donkere schaduwkant. Maar als ik ontdek hoe Tilney dacht, ga ik toch weer nadenken en krijg ik meer respect.”
Lezing
Grootvader Leon (1904-1997) was dus gesloten over zijn levensverhaal vóór Wenen. Niet gesloten was hij over zijn wens dat Philippe (internationaal) recht zou gaan studeren. Na vele rechtszaken te hebben gevoerd (deels bij internationale hoven in Den Haag), werd hij uitgenodigd voor wat lezingen aan de rechtenfaculteit in Lviv. Tegenwoordig ligt Lviv in het westen van Oekraïne, maar het ziet eruit als een Habsburgse (Oostenrijkse) stad.
Toen hij zich voorbereidde op die lezingen, ontdekte hij dat niet alleen hijzelf wortels in Lviv had. Dit gold eveneens voor de juristen die de twee misdrijven hadden omschreven waarmee Sands in zijn werk als advocaat veel te maken had: misdrijf tegen de mensheid (massamoord) en genocide (volkerenmoord).
Bij de processen van Neurenberg na de Tweede Wereldoorlog werden er voor het eerst in de geschiedenis aanklachten uitgebracht voor massamoord en volkerenmoord. Dat eerste misdrijf was omschreven door Hersch Lauterpacht, geboren bij Lviv, die tijdens de oorlog in het Engelse Cambridge was beland. Het tweede delict was uitgedacht door Rafaël Lemkin, die lange tijd woonachtig was in Lviv en in de oorlog ontkwam naar Amerika. Ze hadden op dezelfde universiteit gestudeerd en naar dezelfde docenten geluisterd.
Sinds Neurenberg zijn die twee misdrijven zo belangrijk geworden in de juridische wereld, dat Sands er niet over twijfelt dat Lviv een „hoofdstad van internationaal recht” moet worden. „Net als Den Haag. Die twee steden moeten zich met elkaar verbinden.”
Goudschat
Voor Sands is het geen vraag of het verklaarbaar is dat Lviv deze grote juristen opleverde. „Iemand zei me ooit eens: Deze misdrijven hadden ook door een Engelsman kunnen worden omschreven. Dat geloof ik niet. Lviv is al eeuwenlang een frontlijn tussen oost en west. Het is een belangrijke plaats van handel, onderwijs en culturele uitwisseling. Er woonden drie gemeenschappen: Polen, Oekraïners en Joden. Het was daarom ook een plek waar juristen bezig zijn. Deze samenloop verklaart voor mij dat deze twee misdrijven door mensen uit Lviv beschreven zijn.”
En zo vloeide voor Philippe Sands alles samen: zijn beroepsmatige interesse in die twee misdaden en zijn eigen familiegeschiedenis. Zijn grootvader Leon Buchholz had zomaar met Lauterpacht en Lemkin op een bankje kunnen zitten. Toen hij erover sprak, bleek zijn moeder ineens ook nog documenten te hebben; een goudschat.
„Al zoekend trad ik telkens een nieuwe ruimte met drie deuren binnen. Dan ging ik verder. En zo eindigde ik diep in de buik van het dier. Via allerlei kronkels kwam ik bij onverwachte conclusies.”
Vraag naar Armeense genocide lijkt overbodig
Lauterpacht zag weinig in de ‘uitvinding’ van Lemkin. Een massamoord (of: misdaad tegen de mensheid) is een concreet misdrijf dat redelijk objectief kan worden vastgesteld. Elke aanklager of advocaat kan daar iets mee.
Bij volkerenmoord gaat het niet om de schaal van het misdrijf, maar om de opzet en de intentie een groep mensen uit te roeien. Als advocaat die internationaal actief is, weet Sands dat dit heel andere dingen losmaakt. „Als je kunt bewijzen dat jouw groep voorwerp is geweest van een plan tot volkerenmoord, bindt dat samen. Dat versterkt het groepsgevoel. Zodoende hebben zich heel wat leiders en premiers bij mij gemeld om bij het Internationaal Strafhof een zaak te beginnen. Maar het recht is er niet om een identiteit te versterken.”
Sands heeft daarom begrip voor Lauterpachts gereserveerde recensie over het boek waarin Lemkin dit nieuwe misdrijf omschrijft. „Men kan niet in alle ernst beweren dat het boek een bijdrage levert aan nieuwe wetgeving”, schreef Lauterpacht in 1945. Hij vreesde dat de bescherming voor groepen ten koste zou gaan van de bescherming van individuen. Terwijl de bescherming van het individu de basis was van alle recht en jurisprudentie.
Lemkin keek bij het omschrijven van volkerenmoord naar de Armeense genocide in 1915. In Nederland is al jaren een politiek debat gaande over de vraag of de regering dit officieel als genocide moet erkennen. Wie naar u luistert, vraagt zich af of dat zin heeft.
„Inderdaad. Is een moord op miljoenen mensen minder erg zodra ze niet tot één groep behoren? Het denken over genocide als het „misdrijf aller misdrijven” is verwarrend. Het bloedbad bij Srebrenica, waarbij 8000 mannen omkwamen, is erkend als genocide. Maar de 3 miljoen doden tijdens de Congolese Burgeroorlog niet. Ik vraag me af of die verschillen moreel zijn. Als je kunt bewijzen dat een massamoord is bedreven vanuit de intentie een hele groep uit te roeien, kan dat echt wel in de strafmaat tot uiting komen. Daar heb je geen genocide voor nodig.”
Boekgegevens
Galicische wetten. Over de oorsprong van genocide en misdrijven tegen de menselijkheid, Philippe Sands; uitg. Spectrum, Houten, 2018; ISBN 978 9000359 387; 512 blz.; € 29,99.