Cijfers over wereldwijde schulden, om van te duizelen
De overheden in de ontwikkelde delen van de wereld hebben gezamenlijk een enorme schuldenberg opgebouwd. Het totale bedrag overtreft de omvang van wat er binnen de betrokken economieën jaarlijks met z’n allen wordt verdiend.
Die situatie is niet zonder risico. Ze maakt individuele landen en het financiële stelsel als geheel kwetsbaar. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) laat in de rapporten die het heeft gepresenteerd rond de voorjaarsvergadering van eind vorige week in Washington nadrukkelijk deze waarschuwing horen.
Voormalig president van de Europese Centrale Bank Jean-Claude Trichet sloot zich daar zaterdag in een interview in de Volkskrant bij aan. „Mijn grootste zorg is dat de wereldwijde schuldenlast, publiek en privaat, nu aanzienlijk hoger is dan voor de crisis van 2007 en 2008. Dat toont hoe fragiel het systeem nog altijd is”, aldus de Fransman.
Griekenland
De concrete cijfers vinden we op de site van het IMF. Vooral de rijke landen leven op de pof, blijkt daaruit. Hun totale staatsschuld omvat op dit moment zo’n 103 procent van hun gezamenlijke bruto binnenlands product (bbp), tegen 71 procent in 2007. De grootmachten dragen flink bij. Japan spant de kroon met een schuldratio van maar liefst 236, in de Verenigde Staten reikt die tot 108. In de opkomende economieën en ontwikkelingslanden blijft het bij 51 procent.
Eurostat, het Europese statistiekbureau, publiceerde maandag de gegevens van de eurozone. Daar ligt de schuld op bijna 87 procent van het bbp. Griekenland gaat aan kop met 178 procent, gevolgd door drie naties met eveneens een percentage boven de honderd: Italië (131), Portugal (125) en België (103). Frankrijk zit met 97 procent daar niet ver onder. Aan de andere kant van het spectrum treffen we Estland aan met slechts 9 procent!
De norm binnen het eurogebied is: 60 procent maximaal. Diverse overheden hebben de zaak op dit punt dus behoorlijk uit de hand laten lopen. Nederland voldoet inmiddels, met aan het eind van 2017 een schuld van 56,7 procent, wel aan het voorschrift dat ooit in Maastricht –bij de voorbereiding voor de invoering van de euro– is afgesproken. Tussen 2011 en begin 2017 was dat, met een piek van 69 procent in de eerste maanden van 2015, niet het geval.
In het voorgaande praten we alleen nog maar over de staatsfinanciën. Burgers en bedrijven lenen ook volop. We gaan te rade bij het Institute of International Finance (IIF). Die organisatie meldde kortgeleden dat de wereldwijde schuld –publiek en privaat samen– is geklommen tot een niet eerder vertoond niveau van 237 biljoen dollar (194 biljoen euro): 237.000.000.000.000. Het duizelt je even als je dit soort getallen onder ogen krijgt. Het is dik meer dan drie keer de waarde van wat de hele wereld in een jaar produceert.
Schulden aangaan; op zich is daar niets mis mee. Er circuleert immers volop vermogen, gevormd uit besparingen, dat beschikbaar is voor een productieve aanwending. Pensioenfondsen en verzekeraars bijvoorbeeld zoeken een rendabele belegging voor de ingelegde premies. Maar te veel schuld kan voor enorme problemen zorgen. Dat weten we maar al te goed uit de ervaringen met Griekenland in de voorbije jaren.
Daar ging het in 2010, toen bleek dat het begrotingstekort volledig was ontspoord, helemaal mis. Investeerders verloren alle vertrouwen in de Zuid-Europese natie, waren bang dat die op enig moment niet langer het geld zou bezitten om zijn rente- en aflossingsverplichtingen na te leven. Het gevolg was dat de regering in Athene geen financiële middelen meer kon ophalen op de internationale kapitaalmarkt. De overige eurolanden en het IMF moesten met dure reddingsoperaties te hulp schieten om de Griekse staat voor een bankroet te behoeden en daarmee tevens de dreiging van het uiteenvallen van de Europese muntunie af te wenden.
Rente
De laatste jaren is krediet spotgoedkoop, doordat de centrale banken de rente hebben teruggeschroefd naar een ongekend laag peil. Maar dat zal niet altijd zo blijven. De Federal Reserve (Fed) in de VS verhoogt zijn tarieven inmiddels geleidelijk. Als de financiële condities in de wereld stevig verkrappen, zoals het IMF het verwoordt, zullen landen met grote financieringsbehoeften al snel in moeilijkheden raken. Een tweede Griekenland, mét besmettingsgevaar: dat risico valt niet uit te sluiten.
We verkeren vandaag de dag in een periode van hoogconjunctuur. Juist in die fase zouden overheden moeten besluiten om buffers aan te leggen voor minder gunstige tijden, die zich ongetwijfeld weer een keer aandienen. Maar zij doen dat niet. Het betekent dat als het straks inderdaad slechter gaat, in ieder geval de ruimte ontbreekt om met behulp van extra uitgaven tegengas te bieden.