Hadden we al dat aardgasgeld maar in een spaarpot gestopt
Nederland heeft veel verdiend aan het gas. Maar nu we moeten overschakelen op andere energie, weten we niet hoe we dat financieel gaan regelen. Toch jammer dat we al dat geld hebben opgemaakt.
Het is een drastisch besluit van het kabinet: bedrijven en huishoudens, allemaal zo snel mogelijk van het aardgas af. De winning in Groningen wordt de komende jaren fors beperkt en in 2030 gaat de kraan helemaal dicht. Minder afzet dus van deze brandstof, dat slaat een gat in de rijksbegroting. Hoe vangen we dat op? In 2017 inde de schatkist uit deze bron 2,4 miljard euro, het laagste bedrag trouwens sinds 1975. Oooh, hoorden we Rutte en Wiebes zeggen, we zien het wel, het kostenplaatje mag geen rol spelen, veiligheid voorop. Terecht dit laatste, maar zij doen over de budgettaire consequenties wel ongewoon luchthartig. En wie betaalt straks het vervangen van installaties bij de industrie en van de cv-ketels in woningen?
Nee, dan Noorwegen, dat heeft het beter voor elkaar. Daar hebben ze in het verleden afgesproken de opbrengsten uit hun bodemschatten, vooral olie, in een staatsfonds te stoppen. Dat omvat inmiddels bijna 900 miljard euro. De beleggingen met dat kapitaal leverden vorig jaar een rendement op van 13,7 procent. Als de oliestroom opdroogt, hoeven de Noren zich dus niet meteen financiële zorgen te maken.
Toen rond 1960 de gasbel bij Slochteren werd ontdekt, is in Den Haag ook overwogen om de baten apart te zetten. Maar uitgesproken minister van Financiën Jelle Zijlstra, iemand die altijd ervoor pleitte solide met de overheidskas om te springen, keerde zich tegen dat plan. In zijn memoires (”Per slot van rekening”) schrijft hij –zijn opvatting van toen– dat zo’n spaarpot, onder beheer van zijn collega van Economische Zaken, „stellig zou worden aangewend voor additionele uitgaven.” „Het zou dus een verslapping van de algemene begrotingsdiscipline betekenen.”
Hoe triest, juist door af te zien van een afzonderlijk budget, is het geld gewoon gebruikt voor de lopende uitgaven, volgens sommigen vooral voor het opbouwen van een ruimhartige verzorgingsstaat.
Het blad The Economist plakte in de jaren zeventig op deze politiek de term „Dutch disease” (Hollandse ziekte). Het ‘goud’ uit Slochteren werd in die visie verjubeld, besteed aan „consumptieve en socialistische” doeleinden. De Rekenkamer heeft in 2014 eens becijferd dat als we een spaarpot hadden gevormd, daar toen al circa 350 miljard euro in had kunnen zitten.
In de jaren negentig lag het idee van zo’n reserve opnieuw op tafel. De regering besloot toen een deel van de gasopbrengsten te storten in het op te richten Fonds Economische Structuurversterking (FES) en dat te bestemmen voor investeringen van nationaal belang. De Betuweroute en de Hogesnelheidslijn (HSL) zijn de grootste projecten en de bekendste tastbare herinneringen die we zo aan ons ondergronds vermogen overhouden. In 2008 is het FES weer opgedoekt. Het restsaldo van 4,7 miljard verdween in de algemene middelen.
De economie loskoppelen van het gas en tevens allerlei maatregelen in het kader van het klimaatbeleid: er hangt ongetwijfeld een stevig prijskaartje aan. In ieder geval komt de energietransitie volledig voor rekening van de generaties van nu en in de toekomst. Hadden we in het verleden maar wat meer moeten sparen.