Roman over de teleurstellingen bij missionair werk
Het oeuvre van Louise O. Fresco –voorzitter van de raad van bestuur van Wageningen University– is indrukwekkend: romans, tal van wetenschappelijke boeken en vakkundige columns.
Fresco (1952) is een autoriteit op het gebied van wereldwijde voedselproductie. Hongersnoden in Afrika zorgden ervoor dat ze haar leven ging wijden aan het verbeteren van de wereldwijde voedselvoorziening via de wetenschap.
In haar jongste roman, ”De idealisten”, reist ze als het ware terug naar een Afrikaans land en trekt ze de parallel met het heden. Haar boek is een relaas over hoop, idealen en engagement, over wanhoop, teleurstellingen en frustratie.
Op een landtong in een delta bevindt zich een missiepost met een paar paters, verpleegsters en een niet-gelovige arts, Benjamin Marcus geheten. Zij leven tegen de achtergrond van een overweldigende natuur, dreigende droogte en ziekte en een mythische rivier die associaties oproept met de tekst uit het Bijbelboek Prediker. „Alle rivieren gaan naar de zee, toch raakt de zee niet vol.” Verder is er Ndidi, de kreupele en bijna blinde jongen uit het dorp die gered is door dokter Marcus.
Sterk verhaal
De schrijfster heeft niet veel personages nodig om een sterk verhaal neer te zetten. ”De idealisten” is een geloofwaardige en prachtig geschreven roman. Ieder personage vertegenwoor- digt een stroming of ideologie. Marcus vertegenwoordigt de wetenschap, Ndidi het bijgeloof en pater Armand het rooms-katholicisme. Zorgvuldig centreert Fresco al deze personages rondom de kliniek en het dorp.
Jaren geleden zijn de paters en de zusters ieder op hun eigen wijze neergestreken in deze delta aan de kust van West-Afrika, vermoedelijk voormalig Biafra. De zuster uit Piemonte, de pater uit Lyon. Om het Evangelie te brengen in het donkere Afrika van die dagen. Roeping? Had zuster Rita te kiezen? Op dokter Marcus komt het in elk geval over als een „hysterische reactie die een religieuze vorm had gekregen.”
Marcus is een wat verbitterde chirurg, enige zoon van twee uit Frankrijk gevluchte Joden die in Zwitserland wonen. Van rijke afkomst, moeder heeft verzameldrift, vader is bankier. Zoon komt uit de generatie zestig die tegen het establishment aanschopt en die de existentialisten als Camus (”De pest”) (her)leest. Misschien is hij wel een leeftijdgenoot van Fresco.
Marcus doet denken aan Bernard Kouchner, de man die na de Biafra-oorlog Médecins sans Frontières (Artsen zonder Grenzen) oprichtte. In het verleden werkte Marcus in een crisisgebied als noodhulparts en ontmoette toen, voor één onuitwisbare nacht, Florence. Zij was, na Irene, de tweede vrouw in zijn leven. Florence kwam de volgende ochtend om het leven bij een aanslag op het konvooi waarin ze meereisde.
Ideaal
Er zou nóg een allesbepalende nacht komen in het leven van Marcus, die in de loop der jaren is gaan twijfelen over het nut van zijn werk. Dat is de nacht na de dag dat er een robuuste helikopter bij de missiepost is geland waar het Amerikaanse filantropenechtpaar Simon en Lili Bentz uit stapt. Zij willen investeren in de regio en die „helen” met „grootschalig kapitaal gelardeerd met een park en kunst.”
De bewaker die meereist is de oud-militair Chris. Tussen hem en Marcus ontstaat een levendig gesprek. „Weet je wat een ideaal is?” vraagt Chris. „Iets wat groter is dan jezelf, wat de wereld beter maakt. Voor een ideaal offer je je op.” Een ideaal neemt bezit van je, tegen de ratio in. Dat kan bij iedereen gebeuren, bij de militair Chris, maar ook bij Marcus. Op een gegeven moment beseft de militair dat hij verwijderd is geraakt van het ideaal.
Hoe zit het met de arts? Ook hij wordt geconfronteerd met duivelse dilemma’s, want wie redt hij het leven en wie niet? De gelovige zusters hebben het best makkelijk, vindt Marcus, want ze zijn ervan overtuigd dat alle zieken bij Jezus terechtkomen als zij voor hen bidden.
Vader Armand weet heimelijk beter, maar wil niet toegeven dat heel veel van wat wij mensen doen uiteindelijk zinloos is. „Kom, laten wij de Heer danken dat Hij ons tot nu toe heeft behouden om Zijn werk voort te zetten”, zegt hij. Marcus blijft dan rechtop zitten en staart naar de muur tegenover hem met die „onbegrijpelijke Christusfiguur.”
Wankel evenwicht
Is engagement zinloos? Als hij die gedachte toelaat, zou zijn hele leven geen doel hebben, weet Marcus: „Ik ben hier omdat ik niet anders kan.” Heel veel illusies over zijn rol heeft hij niet meer. Van zijn vader kreeg hij mee dat het om de intentie gaat. „Niet hoe je het doet, alleen het hoe telt, hoe je het doet. Maar, vroeg hij zich nu af, was dat werkelijk waar? Was zijn goede intentie genoeg? Het ging toch ook om het resultaat. Maar ook daar faalde hij, tegenover het bijgeloof en de angst was zijn hygiëneleer niet meer dan een ander geloof.”
De missiepost bevindt zich in groot gevaar, waarschuwt Chris. Hij zegt dat Marcus met hem kan meereizen naar een veilige plek. Marcus weigert, hij blijft, net als de zusters en paters, op zijn post. In een tijdbestek van slechts een dag en een nacht wordt zijn leven en dat van de andere personages overhoop gegooid. Wordt het wankele menselijke evenwicht in één klap weggevaagd? Ja en nee: dat evenwicht blijkt er nooit te zijn geweest. Het broeit al zo lang in deze Afrikaanse samenleving.
Lijden
Het is een nobel streven van weldoeners, zendelingen, missionarissen en ontwikkelingswerkers om zich in te zetten voor de allerarmsten. Maar, zo vertelt Fresco, als je daarmee al jaren onderweg bent, kunnen er moeheid en teleurstelling optreden omdat de wereld niet zomaar beter wordt en hij ook nooit beter zal worden. Wat is engagement en wat voor verantwoordelijkheid heeft de mens om de wereld te verbeteren?
Engagement brengt lijden mee. Marcus voelt zo vaak de woede in zijn hart opkomen, denkend aan de tweelingen en de vrouwen die niet móchten overleven. Dan komt die nacht die „gebluste houtskool” was. Na die nacht heeft Marcus geen antwoord op de vraag of hij de wereld beter heeft gemaakt, zoals de opdracht was. „Iedere keuze, hoe goed ook, betekende ook verlies, iedere overtuiging droeg een schaduw in zich. Het troostte hem –eindelijk– dat dit alles al zo oud was en door zou gaan.” Ook hier hoor ik een vage echo van de Prediker: „Alle dingen zijn zo vermoeiend, dat niemand het kan uitspreken. Wat er geweest is, dat zal er weer zijn.”
Recensenten klaagden over langdradigheid en onnodige uitweidingen, ik ervaar dat niet in dit boek. Het enige wat ik mis, zijn witregels om in het massieve tekstgeweld even op adem te komen. Ik verdenk Fresco ervan dat zij de lezer niet op adem wíl laten komen in haar spervuur van dialogen en vragen.