„Natuurbeheerder kan straks niet meer zonder drone”
Drones worden ingezet bij de bescherming van weidevogels en reekalfjes. En ze bieden nog meer mogelijkheden voor natuurbeheer.
Het is vaak vroeg opstaan voor Wilhelm Bos dit voorjaar. Hij is een van de drie bestuurders van de drone waarmee in de polders van Eemland nabij Amersfoort en Bunschoten nesten van weidevogels worden opgespoord. Die plekken worden vervolgens met stokken gemarkeerd, zodat boeren er met hun tractor omheen kunnen rijden bij het bemesten of maaien van het weiland.
De drone registreert de nesten met een warmtecamera op 35 meter hoogte. „Het apparaat meet maar liefst een temperatuurverschil van 0.1 graad Celsius”, zegt Bos met hoorbaar respect. „Nadeel is wel dat je er slechts een paar uur mee kunt vliegen, tussen zonsopgang en een uur of acht. Doordat de zon de aarde ’s ochtends opwarmt, gaat de camera geleidelijk aan ook molshopen en afscheidingspaaltjes voor warmteplekken aanzien. Nesten kunnen dan niet meer worden onderscheiden.”
Vrijwilligers
Bos is gebiedscoördinator van Collectief Eemland, een vereniging van boeren en burgers die zich onder meer inzetten voor de bescherming van weidevogels. De drone vervangt niet de vrijwilligers die iedere lente speuren naar nesten. „De meeste nesten in ons gebied van 1600 hectare worden nog altijd door het menselijk oog ontdekt. De drone schakelen we in voor broedplekken die in tegenstelling tot de open kievitsnesten lastig te traceren zijn, bijvoorbeeld van de tureluur of de grutto.”
De drone ‘graast’ steeds een strook van 24 meter af. Om een goed beeld te krijgen, wordt het betreffende perceel twee keer gescand, op twee achtereenvolgende dagen. „Bij één keer meten kan ook een haas zijn gesignaleerd of een ander dier dat er toevallig zat. Door de twee verkregen beelden over elkaar heen te leggen bepalen we waar de nesten zich bevinden. De gps-coördinaten geven aan waar we stokken moeten plaatsen.”
Ook na de broedtijd wordt de drone gebruikt. „De jonge vogels lopen dan rond. Vaak kun je aan het gedrag van de oudervogels wel zien of er ergens jongen in het gras zitten. Voordat de boer gaat maaien kun je ze dan opsporen en uit het perceel zetten”, aldus Bos.
Reekalfjes
Niet alleen voor weidevogels is de inzet van het toestel nuttig. „Ook hun vijanden, zoals vossen, kunnen zo worden ontdekt. Bij Hoogland vonden we er reekalfjes mee, vlak voor het maaien.”
Voor die laatste toepassing van de drone wil het reekalfjesreddingsteam van natuurorganisatie Utrechts Landschap twee toestellen met warmtebeeldcamera aanschaffen. Ze houdt daarvoor een inzamelingsactie. Het team speurt ieder jaar vanaf april de graslanden van haar terreinen af naar jonge reeën om te voorkomen dat ze in een maaimachine terechtkomen.
Assistent-boswachter Rolf Dijkstra: „Reeën krijgen hun kalfjes vanaf april. Ze verstoppen die de eerste weken in het hoge gras, zodat ze verborgen blijven. De kalfjes zijn nagenoeg geurloos en super gecamoufleerd. De zoogtijd is een kwetsbare periode, want boeren gaan juist dan maaien. Pachters van grasland van Utrechts Landschap waarschuwen ons vooraf. Met vrijwilligers lopen we dan door het grasland. In linie, zodat we niets overslaan. Intensief werk. En dan nog missen we helaas weleens een kalf. Een pasgeboren reekalfje is nog kleiner dan een haas. In gras van een halve meter hoog, dat door wind of regen ook nog eens plat ligt, is het moeilijk te zien. Met een drone en warmtebeelden vinden we elk dier, hoe klein en hoe goed verstopt ook.”
Wordt een reekalfje aangetroffen, dan wordt het met een jutezak en handschoenen naar de rand van een perceel gebracht. Zo komt er geen mensenlucht aan het diertje, wat de moeder zou kunnen afstoten. Als het maaiwerk klaar is, wordt het kalfje teruggelegd.
„Drone straks onmisbaar”
Drones worden ook benut voor ecologisch onderzoek. Een mooi voorbeeld hiervan is volgens ir. Pieter Bas Broeckx van Bureau Waardenburg in Culemborg een proef waarbij door een drone verkregen informatie over plantengroei is vergeleken met op traditioneel vergaarde gegevens. „Waar we verwacht hadden met dronebeelden slechts algemene bepalingen te kunnen doen, bleken we zelfs tot op detail te kunnen determineren.”
Brandhof Natuur & Platteland werkt al langer met een drone om diersoorten en vegetatietypen in een gebied sneller en nauwkeuriger te kunnen inventariseren. „Zo werd recent het grofwild in een gebied van 1000 hectare in beeld gebracht”, vertelt Peter van den Brandhof van het adviesbureau in Dalfsen. „Ook spoorden we ganzennesten in rietlanden op, en zelfs een vanaf de grond onvindbaar nest van de Aziatische hoornaar, een soort die een gevaar vormt voor onze honingbijen. Het toestel wordt verder ingezet om te zoeken naar soorten die zich verborgen houden, zoals de kwartelkoning.
Bij het vaststellen van vegetatietypen bewijst dronegebruik zeker in ontoegankelijke gebieden zijn diensten. We krijgen meer inzicht in het terreingebruik van soorten, maar ook in de effectiviteit van soortgerichte beheermaatregelen. De software passen we voortdurend aan, zodat steeds meer geautomatiseerd in beeld kan worden gebracht. Een natuurbeheerder kan straks niet meer zonder drone.”