Opinie

Kerkelijke goederen via overleg verdelen

De rechter deed vorige maand een uitspraak in de zaak van twee Katwijkse hervormde wijkgemeenten. Mr. A. W. Mulderij

29 June 2004 12:56Gewijzigd op 14 November 2020 01:22

zet een aantal kritische juridische kanttekeningen bij de uitspraak van de rechter. Juridisch gezien kan noch de PKN noch de HNHK vanzelfsprekend claimen de voorzetting te zijn van de Nederlands Hervormde Kerk. De goederen moeten middels zakelijk overleg worden verdeeld. Bij vonnis in kort geding werd 11 mei het geschil beslecht tussen (de kerkenraden van) een tweetal Katwijkse hervormde wijkgemeenten en de hervormde gemeente te Katwijk aan Zee. Thans loopt nog de bodemprocedure van alle bezwaarden (waaronder de twee wijkgemeenten), waarin zij van de rechter een verklaring voor recht vragen dat zij als gevolg van het fusiebesluit niet automatisch een onderdeel vormen van de PKN.

Uitgangspunt in de procedure was dat de bezwaarde wijkgemeenten hebben verklaard dat zij geen deel willen uitmaken van de PKN. Zij vorderden -onder meer- doorbetaling van traktement aan de betreffende predikanten, gebruik van de huisvesting en de kerkgebouwen.

De voorzieningenrechter oordeelde -kort samengevat- dat de bezwaarden jegens de hervormde gemeente geen aanspraken kunnen maken op het doorbetalen van traktement, het gebruik van huisvesting en de kerkgebouwen. Immers, nu zij hebben aangeven dat zij geen onderdeel willen uitmaken van de PKN vervalt daarmee automatisch het recht op (het gebruik van) deze voorzieningen.

Oudere jurisprudentie

Eerst een terugblik, want in het verleden is reeds vaker een dergelijk geschil aan de civiele rechter voorgelegd. Opmerkelijk genoeg speelde een soortgelijke kwestie in de zeventiger jaren ook in Katwijk (echter toen binnen de gereformeerde kerk vrijgemaakt). In de ”Katwijk-arresten” hanteerde de Hoge Raad het volgende criterium: Bij een kerkscheuring dient te worden onderzocht bij welke partij de wil aanwezig is om zich los te maken van de andere partij in het geschil én of deze wil zich in daden heeft geopenbaard. Staat vervolgens de wil tot losmaking bij een der partijen vast, dan verliest deze het eigendomsrecht op deze goederen. Hebben beide partijen schuld aan de scheuring, dan hebben zij ieder recht op de helft van alle goederen.

De rechtbank Groningen heeft inzake de Gereformeerde Kerk te Boerakker (1993) dit criterium vervolgens bijgesteld. Bij de verdeling van goederen dient in aanmerking te worden genomen wie als (enige) voortzetting van de ongedeelde kerk moet worden beschouwd. Deze regel lijdt echter uitzondering indien de kerkscheuring geheel of nagenoeg geheel is veroorzaakt door een verschil van inzicht dat geheel of in overwegende mate is terug te voeren tot verschil in geloofsopvatting en belijdenis.

Als dit het geval is, mag de rechter niet oordelen wie de voortzetting is van de ongedeelde kerk. Evenmin mag in dat geval het standpunt van een meerdere vergadering van betekenis zijn. Aangezien het geschil tussen de Katwijkse (wijk)gemeenten zijn oorsprong vindt in een verschil van inzicht in geloofsopvatting en belijdenis, geldt deze uitzondering ook voor hen.

Het enige wat de rechter in een dergelijk geval mag onderzoeken, is of de wil tot losmaking uitsluitend bij één óf bij beide partijen aanwezig is geweest. Als de wil tot losmaking uitsluitend bij één partij aanwezig is, dienen de goederen aan de andere partij te worden toegewezen.

Als de wil bij beide partijen aanwezig is, behoren alle kerkelijke goederen (gebouwen, pastorie) in onverdeeld mede-eigendom toe aan beide partijen en dienen deze tussen beide partijen te worden verdeeld. Het is opmerkelijk dat de rechter in de Katwijk-kwestie deze overweging niet betrekt in zijn beoordeling. In dat geval had het vonnis wel eens een geheel andere wending kunnen nemen.

Rapport

Verder zal bij de verdeling van de goederen de grondnorm redelijkheid en billijkheid betrokken moeten worden. De rechter in kort geding verwijst in zijn uitspraak met instemming naar het Rapport Synode NHK ”Om de eenheid en heelheid van de kerk” (maart 2001). In dat rapport wordt onder meer gesteld dat de redelijkheid en billijkheid niet op een kerkgenootschap van toepassing is.

Ik vind dit een onbegrijpelijk stelling. Immers, de heersende leer geeft uitdrukkelijk aan dat deze fundamentele norm wel degelijk op kerkgenootschappen van toepassing is.

De vraag rijst of het redelijk en billijk is dat plaatselijke kerkelijke rechtspersonen, die zelf hun vermogen hebben opgebouwd en daarin voortdurend hebben geïnvesteerd, bij afscheiding hun goederen moeten afstaan aan de landelijke kerk. Zelfs in het burgerlijk recht verkrijgt een onderneming die na fusie besluit om zich af te splitsen van een spitsende onderneming een evenredig gedeelte van haar vermogen. Het lijkt me dat deze regeling in het bijzonder dient te gelden voor kerken.

Zuid-Afrika

Daarnaast werpt een vrij recente uitspraak van de hoogste rechtbank van Zuid-Afrika een verhelderend licht op deze kwestie. Deze uitspraak verdient aandacht omdat zijn Nederlandse wortels onmiskenbaar zijn, voorts omdat hij met algemene stemmen is gedaan en bovendien steunt op vaste rechtspraak van de Zuid-Afrikaanse hoven, die past bij die van hun Haagse ambtsgenoten.

Dit college ging bij zijn redenering uit van de structuur van de Nederduits Gereformeerde Sendingskerk in Afrika (NGSK), die in wezen gelijk was aan de NHK. Elke plaatselijke kerk is volledig kerk en de gemeenten zijn vanouds beschouwd als zelfstandige rechtspersonen, die eigenaars zijn van de plaatselijke kerkelijke goederen. De gemeenten die het niet eens zijn met het oorspronkelijke verenigingsbesluit zetten de oorspronkelijke kerk voort en zijn aldus gerechtigd tot de plaatselijke goederen, zelfs indien slechts één lid overblijft. Volgens de Zuid-Afrikaanse rechter komt het fusiebesluit er immers in wezen op neer dat elke gemeente eenvoudigweg wordt opgenomen en zonder enige deelname aan dat besluit wordt gedwongen in een nieuw verband. Een meerdere vergadering kan de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente of kerk niet aantasten.

De oorzaak van de kerkscheuring wordt in deze uitspraak volledig gelegd bij de zich verenigende partijen, die zich immers van de oorspronkelijke kerk afkeren. Hoewel de rechtlijnige redenering van de voorzieningenrechter in de Katwijkse kwestie op eerste gezicht logisch en billijk oogt, blijkt ze dit bij nadere beschouwing volstrekt niet te zijn. Niet valt in te zien waarom de rechter niet de lijn van de Zuid-Afrikaanse rechter had kunnen volgen. Dit zou recht hebben gedaan aan de rechtspersoonlijkheid van de betreffende gemeenten én had in ieder geval tot een redelijker en billijker resultaat geleid.

Afscheiding

De hierboven genoemde jurisprudentie heeft betrekking op afsplitsingen van een kerkverband. In de thans lopende discussie tussen de hervormde gemeenten die wel en de gemeenten die niet zijn meegegaan met de kerkfusie, wordt aan beide zijden om het hardst geroepen dat daar de hervormde kerk wordt voortgezet. Beide partijen vinden dat niet zij, maar dat de andere partij zich van de oorspronkelijke kerk heeft afgescheiden.

Ik ben van mening dat die discussie in juridisch opzicht nauwelijks relevant is. Feit is dat de hervormde gemeenten die tot 1 mei 2004 deel uitmaakten van één landelijke kerk, thans deel uitmaken van twee aparte kerkgenootschappen. De juridische, vermogensrechtelijke gevolgen daarvan zijn identiek aan die van een kerkscheuring. In gemeenten waarbij sprake is van een splitsing zullen bijvoorbeeld ook de kerkelijke goederen verdeeld moeten worden.

Formeel

Samenvattend: De rechter is in de Katwijkse zaak op formeel-juridische gronden tot de conclusie gekomen dat de PKN de Nederlandse Hervormde Kerk voortzet. De rechter concludeert dat de fusie via een democratisch proces en naar behoren tot stand is gekomen en dat daardoor sinds 1 mei de Hervormde Kerk wordt voortgezet door de PKN. Formeel-juridisch is dat correct.

Materieel ligt de kwestie aanmerkelijk genuanceerder. De uitgangspunten van een kerk zijn van groot belang, nu deze belijdenisgeschriften het wezen uitmaken van een kerk. Nu met de fusie nieuwe (afwijkende) belijdenisgeschriften het fundament vormen van de PKN, kan niet zonder meer worden gesproken over een eenduidige voorzetting van de vroegere kerk. De rechter zal kunnen billijken dat leden van de voormalige kerken geen deel willen uitmaken van de PKN nu deze is gebaseerd op een volstrekt andere grondslag. De discussie daarover betreft een geschil over geloofsopvattingen. Die zal de rechter niet beoordelen. De hervormde gemeenten die -in meerderheid- niet wilden meegaan met de fusie, kunnen op materiële gronden betogen dat zij -en niet de PKN- de voortzetting vormen van de Hervormde Kerk.

In evenredigheid

Het komt mij voor dat de rechter -op grond van de oude Katwijkse criteria, aangevuld door de normen die de rechtbank Groningen later formuleerde- tot de conclusie zal komen dat niet kan worden gezegd dat de ene of de andere partij de enige ware voortzetting van de Hervormde Kerk vormt. Omdat het geschil over het niet meegaan met de fusie is gebaseerd op belijdenisgeschriften en geloofsvraagstukken, zal de burgerlijke rechter daar niet in treden. De rechter zal daarom uiteindelijk bepalen dat de kerkelijke goederen in evenredigheid verdeeld moeten worden.

Dat brengt met zich mee dat een plaatselijke hervormde gemeente waarin meer dan 50 procent van de leden niet met de fusie wenste mee te gaan, eigenaar blijft van haar eigen kerkelijke goederen. Dat is ook redelijk en billijk. De leden van de plaatselijke gemeente hebben zich in het algemeen jarenlang ingezet en ingespannen voor de plaatselijke kerkelijke gemeente, ook voor de stoffelijke belangen. Kerkgebouwen zijn gebouwd en onderhouden door de plaatselijke leden en niet door de landelijke kerk.

Zakelijk overleg

In dit artikel heb ik getracht om aan te geven wat de uitkomst zal zijn van de discussie over de kerkelijke goederen die thans wordt ingezet tussen de PKN en de hervormde gemeenten die niet met de fusie zijn meegegaan. Tot op zekere hoogte is de uitkomst van die discussie voorspelbaar. Zowel de in de rechtspraak ontwikkelde criteria als de redelijkheid en billijkheid brengen met zich mee dat de plaatselijke kerkelijke goederen in evenredigheid verdeeld moeten worden tussen de groepen die wel en die niet zijn meegegaan met de fusie. Nu die uitkomst voorspelbaar is, heeft het geen enkele toegevoegde waarde om daarover te procederen.

Via zakelijk overleg en -zonodig- mediation moeten deze (vanuit kerkelijk oogpunt ondergeschikte) zaken toch opgelost kunnen worden. Misschien helpt het als daarbij de discussie wie nu de echte voortzetting van de hervormde kerk vormt, wordt geparkeerd. Indien beide partijen aanvaarden dat er feitelijk een situatie is ontstaan waarin sprake is van twee zelfstandige kerkelijke groeperingen, kan tot verdeling worden overgegaan alsof er sprake is van een kerkelijke afscheiding. Dat brengt onder andere met zich mee dat een eis tot het doorbetalen van het traktement voor de predikanten die niet met de fusie zijn meegegaan, moet worden ingetrokken.

Mr. A. W. Mulderij is afgestudeerd met een scriptie over kerkrecht en is advocaat bij Bouwman Van Dommelen Advocaten te Utrecht en Bunschoten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer