Column (Christine Stam-van Gent): Cadeautjes
Er is een tijd om over je kinderen te schrijven, en een tijd om dat boek te sluiten. Wanneer hun kinderlijke spontaniteit langzaam overgaat in zelfbesef, moet je als moeder-columnist respectvol terugtreden vind ik, en je kinderen niet meer in de krant te kijk zetten.
Met ”Dominee komt met de trein” (RD 2-7-2016) meende ik die grens bereikt te hebben. Maar de in deze column beschreven zoon –toen 8 jaar oud, en in zijn spel en dromen een per trein reizende dominee– begeleidt intussen de diensten waarin zijn zesjarig broertje de kansel beklimt, die deze rol serieuzer neemt dan ooit. Wie in onze woonkamer soms vreemde bouwsels ontwaarde, krijgt nu opheldering.
Zet een houten speelgoedkeuken en -wasmachine op elkaar, plaats die tussen de open onderdeurtjes van een antieke kast waarvan je ook de bovenste lade als luifel boven je hoofd hebt uitgeschoven, plaats er een stoeltje achter en je hebt een prachtige, barokke preekstoel. Soms zit de hele familie braaf op de aangesleepte stoelen, om te luisteren en de vele opgegeven psalmen te zingen. Regelmatig draait onze organist zich verontwaardigd om: „Die psalm kan ik nog niet!” Ook „Nee, ik weet iets veel mooiers!” komt voor. Of: „Nu heb ik even geen zin meer hoor!”
Natuurlijk komt daar ruzie van (net als in het echte leven) maar ach, dan knettert het even flink en wordt het conflict nog diezelfde dienst opgelost. Laatst was onze kleine dominee half ziek thuis, en na wat bankhangen besloot hij toch een dienst te houden. De enige kerkganger was ik. A capella zongen we ”Opent uwen mond”, daarna luisterde ik naar zijn gebed. „Ik heb heel veel waterpokken overal. En ze doen veel pijn. Ze jeuken ook zo. Vooral deze hier, op mijn buik” (trui omhoog). Hij vroeg niet eens wat, vertelde alleen maar alles wat op zijn hart lag.
Dit was een preek met een glasheldere boodschap, een kinderpreek zoals ik er in mijn leven al meer heb gehad. Ik moest er ineens niet aan denken dat ook deze zoon zich binnenkort misschien zal schamen voor zo veel zichzelf-zijn. Een gevoel van verlies deed me mijn moederdagboek pakken en willekeurig openslaan. „Stille zaterdag, 2013. Hier in huis worden driftig open graven getekend, en engelen daarnevens, en een lachende gele zon erboven. Die krijg ik dan heel enthousiast aangeboden van G. Daarbij moet ik steeds maar denken aan dat gedicht ”Iris tekent kruisiging” van Henk Knol. Het eindigt zo: „Ze zucht en vraagt: hoe schrijf je Golgotha? En etst mijn achteloze krabbel na. Legt dan haar kruiswegstatie in mijn schoot/ en glunder zegt ze: kijk pap, een cadeautje!””
Voor alles wat gebeurt is een uur. Een tijd om het boek dicht te doen, en een tijd om er weer in te bladeren. Om cadeautjes te vinden, en die weer door te geven.