Kerkdienst Noorwegen: achteroverleunen is er niet bij
„Jeg tror på (…) en hellig, allmenn kirke, de heiliges samfunn”, klinkt het uit honderden monden in de Birkeland kirke in het Noorse Nesttun. Oftewel: Ik geloof een heilige, algemene christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen. Het gezamenlijk uitspreken van de apostolische geloofsbelijdenis is een vast onderdeel van de lutherse eredienst.
Iets voor kwart voor elf zondagmorgen arriveer ik bij de Birkeland kirke in Nesttun, een buurt in het zuiden van Bergen. Het kerkvolk dromt samen bij de ingang van het gebouw. Binnen is de kerk al goed gevuld. De voorste banken zitten vol met jongens en meisjes van een jaar of 15. Op de overige banken zitten alle leeftijden door elkaar. De klok luidt, het orgel speelt.
Een kwartier later begint de dienst. Een vrouw voor in de kerk doet enkele mededelingen. Achter in de kerk staat een vrouw in priesterkleding met een kruis. Zij is de „sokneprest”, oftewel de priester. Zodra het orgel begint, staat de gemeente op en loopt de vrouw met het kruis naar het altaar voor in de kerk. Dan zetten de aanwezigen in: „Herre Gud, ditt dyre navn og aere/ over verden hoyt i akt skal vaere.” Vrij vertaald: Heere God, uw dierbare naam en eer moeten overal ter wereld worden geprezen.
Opnieuw volgen er enkele mededelingen. Vervolgens staat er „Syndsbekjennelse” op de liturgie: schuldbelijdenis. Hardop spreekt de gemeente een tekst uit die vrijwel letterlijk uit Psalm 51 komt. Kort daarna zegt de voorgangster het kyrie („Heer, ontferm U over ons”). De gemeente antwoordt met het gloria: „Ere zij God in de hoge.”
Klederdracht
Als iedereen weer zit, mogen doopouders met hun baby naar voren komen. De vader en moeder zijn gestoken in Noorse klederdracht. De jongere kinderen van de gemeente verdringen zich om er niets van te missen. Nadat de baby is gedoopt, zingt de gemeente het kind toe. De organist speelt vol overgave. Hij blijkt de opa te zijn.
Na de doopceremonie verlaten de kleinste kinderen de kerk voor een eigen programma. De voorgangster leest enkele Bijbelgedeelten voor. Vervolgens preekt ze over het thema ”Dienen”, ontleend aan Markus 7. In dat Bijbelhoofdstuk wordt verhaald hoe Jezus een dove geneest die bij Hem wordt gebracht. De priester legt de vinger bij vers 32, waar staat dat andere mensen hem naar Jezus brachten. Dien elkaar, houdt ze de gemeente voor. „God gebruikt ons om andere mensen tot Hem te leiden.”
De preek is een van de schaarse momenten waarop de gemeente ogenschijnlijk passief is. Bij de meeste liturgische elementen heeft de gemeente een actieve rol. De aanwezigen spreken hardop de Apostolische Geloofsbelijdenis uit. Ook het Onze Vader wordt gezamenlijk gebeden voordat het heilig avondmaal wordt gehouden. Die viering vindt niet plaats aan een tafel. In plaats daarvan lopen de gemeenteleden naar voren en ontvangen van de priester brood en van een andere vrouw wijn. Avondmaalsmijding kent de gemeente niet. Ook kinderen lopen naar voren.
Collecte via mobiel
Aan het eind van de dienst wordt er een „dankoffer” gevraagd. „De collecte is de basis voor diaconaal werk”, zegt de voorgangster. „We brengen het straks in gebed.” Diakenen zijn voor de gaveninzameling niet nodig, want alles gebeurt digitaal. De aanwezigen pakken hun mobiele telefoon uit hun binnenzak, kiezen op hun scherm een bepaald bedrag en versturen dat naar een nummer met vijf cijfers.
Na afloop blijft iedereen zitten, behalve de jeugd voor in de kerk. Een voor een lopen ze naar voren om een Bijbel in ontvangst te nemen. Het blijkt startzondag te zijn: de 15-jarigen beginnen met de voorbereidingen voor hun confirmatie (belijdenis). Een seizoen lang gaan ze zich verdiepen in de leer van de lutherse kerk.
Zonder vertaling zou ik weinig van de dienst hebben meegekregen. In Bård Eirik Hallesby Norheim (1973) heb ik een bijzondere tolk. Het is de achterkleinzoon van Ole Hallesby, in de vorige eeuw een beroemde Noorse theoloog. Hij is de man van de priester en lid van de Birkeland kirke.
Hallesby Norheim is zelf ook priester, maar werkt momenteel als universitair hoofddocent praktische theologie op het NLA University College in Bergen. Tevens is hij hoofd van de afdeling theologie, religie en filosofie.
Staat de gemeente in de traditie van uw overgrootvader?
„Het is lastig om hierover uitspraken te doen. Mijn overgrootvader overleed in 1961 en sindsdien veranderde er veel in de Noorse kerken. Wat in elk geval hetzelfde bleef: het zicht op Jezus en op het hart van het individu. Het gaat niet om rituelen, maar om de relatie met Hem.
De Birkeland kirke behoort tot de Kerk van Noorwegen. We zijn niet aangesloten bij de missieorganisatie Norsk Luthersk Misjonssamband en we zijn ook geen bedehus. Maar we zijn wel door piëtistische bewegingen beïnvloed.”
Uw vrouw is priester. Is dat niet omstreden in de Kerk van Noorwegen?
„In 1961 werd in onze kerk de eerste vrouwelijke priester gewijd en in 1993 de eerste vrouwelijke bisschop. In slechts enkele gemeenten van de Kerk van Noorwegen ligt het punt van de vrouw in het ambt controversieel.”
Er is één kerkdienst op zondag. Wat doen u en uw gemeenteleden verder op deze dag?
„Noren sporten graag. Ouders gaan met hun kinderen mee naar het sportveld. Zelf voetbalde ik vroeger en nu ben ik handbalcoach. Mijn trainer respecteerde het vroeger dat ik op zondagmorgen naar de kerk ging in plaats van naar het voetbalveld, maar dat is nu totaal ondenkbaar. Nu coach ik twee teams en moet ik vechten om de zondagmorgen vrij te houden. Helaas lukt dat niet altijd.”
Er zijn nogal wat kerken in Nederland die op zondag twee samenkomsten hebben. Sporten in plaats van naar de kerk gaan is voor veel christenen ondenkbaar. Hoe ziet u dat?
„Ik zie de zondag als een dag waarop we vieren dat Christus uit de dood is opgestaan en als dag om te genieten van de schepping. Beide aspecten geven richting aan mijn leven en kleuren in het bijzonder mijn invulling van de zondag.
De Nederlandse traditie ken ik. De focus op kerkgang vind ik mooi, maar het zich afzijdig houden van sport en dergelijke op deze dag kan ik maar moeilijk volgen. De lutherse erfenis heeft een sterke scheppingstheologie. Genieten, bijvoorbeeld van sport, hoort daar helemaal bij.
Mijn functie als handbalcoach zie ik bovendien als roeping – nog zo’n begrip uit de lutherse theologie. Ik dien er de lokale gemeenschap mee. Mooi is dat er veel confirmanten in mijn team zitten. Dat maakt het mogelijk om op een ongedwongen manier te praten over geloof en hoe je dat handen en voeten geeft.
Helaas schiet soms de kerkdienst er op zondag bij in. Maar het alternatief, je afzijdig houden van de samenleving in plaats van erop betrokken te zijn, is nog slechter.”
Wist u dat de boeken van Ole Hallesby in het Nederlands zijn vertaald?
„Ja, en dat vind ik nog steeds geweldig. Ik heb veel van hem gelezen. De kracht van zijn auteurschap blijkt uit het feit dat sommige boeken van hem nog steeds mensen, ook jongeren, weten te raken.
Typerend voor zijn werk is dat hij nadruk legt op wat het concreet betekent om met God te leven. Zijn beste boek vind ik het nog altijd actuele ”Het gebed”. Prachtig vind ik dat hij begint met Openbaring 3:20: „Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.” Dat is echt luthers. Het is niet aan onze inspanningen te danken dat we christen zijn geworden. Het initiatief daarvoor ligt bij God.”
Hoe is het om een achterkleinzoon van hem te zijn?
„Ik heb het nooit als een last ervaren. Als zoon word je vaak met je vader vergeleken, maar als achterkleinzoon blijft dat je bespaard. Ik heb ook nooit de behoefte gevoeld om hem koste wat het kost te verdedigen.
Ik werd me voor het eerst bewust van mijn overgrootvader in 1979. Als gezin brachten we altijd de zomervakantie door op een familieboerderij in het oosten van Noorwegen. Ole Hallesby kwam daar vandaan en de lokale kerk organiseerde toen een dag om zijn honderdste geboortedag te herdenken. Bij die gebeurtenis werd er een standbeeld onthuld. Maar liefst 3000 mensen kwamen daar op af.
Een generatie geleden wist iedereen wie Ole Hallesby was, maar met het verstrijken van de jaren vervaagde bij velen de herinnering aan mijn overgrootvader. Buiten christelijke kringen merken nauwelijks nog mensen op dat ik een achterkleinzoon van hem ben.
Een grappige uitzondering was de bijna gepensioneerde dokter die mij zes jaar geleden opereerde aan mijn blindedarm. Toen hij hoorde dat ik theoloog was, vroeg de niet-kerkelijke arts of ik bij de conservatieve, duistere en intolerante traditie hoorde, of bij de positief liberale. „Bij die eerste”, zei ik op een zodanige manier dat hij erom kon lachen.
De uit de Biblebelt afkomstige doktersassistent vond het echter helemaal niet grappig en corrigeerde hem. De volgende dag bood de man zijn excuses aan. Maar hij zei er verder bij dat ik niet in de traditie van Hallesby moest willen staan, omdat „deze man de hele tijd over de hel sprak.” „Wel”, zei ik tegen hem. „Deze man was mijn overgrootvader.”
De arts had zichzelf toen zo in verlegenheid gebracht dat hij begon te lachen als een boer die kiespijn heeft. Hij wist even niet meer hoe hij het gesprek moest voortzetten. Dapper van hem was dat hij niet lang daarna zich opnieuw verontschuldigde en zei dat hij mij met meer respect had moeten behandelen.
Het voorval laat zien dat in het collectieve geheugen van de Noren de naam Hallesby gekoppeld wordt aan de hel. Maar hoe het precies zit en wie mijn overgrootvader werkelijk was, daar hebben veel van mijn landgenoten nauwelijks meer een idee van.”
Dit is het tweede deel in een drieluik over de Noorse Biblebelt.
Ole Hallesby waarschuwde voor de hel
Ole Hallesby (1879-1961) gaat uit wetenschappelijke interesse theologie studeren, maar komt tijdens zijn studie tot bekering. Later wordt hij hoogleraar en leidt tal van Noorse predikanten op. In 1953 houdt hij een weeklang toespraken voor radio Oslo. „Het kan zijn dat u vanavond zoals altijd naar bed gaat en morgen vroeg in de hel zult ontwaken. Ik wil u graag waarschuwen!” zo besluit hij een van zijn uitzendingen. Dat komt hem in de Noorse samenleving op veel kritiek te staan. Zijn boeken ”Het gebed” en ”Waarom ik een christen ben” verschenen ook in het Nederlands.