Regel samenwerking tussen onderwijs en zorg vooral lokaal
Om zo veel mogelijk kinderen naar school te laten gaan, moeten onderwijs en zorg nauw samenwerken. Hier ligt een taak voor samenwerkingsverbanden, maar vooral op lokaal niveau moet je dit goed organiseren, benadrukken Neely Anne de Ronde-Davidse, Anton de Jong en Rosanne Aantjes.
Ruim 4000 leerlingen zitten langer dan drie maanden thuis omdat ze geen onderwijs kunnen volgen, veelal door psychische en/of lichamelijke problemen. Dit blijkt uit de verzuimcijfers van het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs over 2016-2017. Hierover luidde minister Slob van Onderwijs de noodklok in een op 19 februari aan de Tweede Kamer verzonden brief.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze leerlingen vrijgesteld worden van de leerplicht. Daarover maakt de minister zich terecht zorgen. Het kabinet wil het aantal thuiszitters dan ook flink naar beneden krijgen.
In het zogeheten Thuiszitterspact is afgesproken dat in 2020 geen enkel kind langer dan drie maanden thuis mag zitten. Er moet, met andere woorden, voor iedereen een passend onderwijsaanbod komen.
Dat is een loffelijk streven, want ieder kind heeft recht op goed onderwijs. Maar hoe regel je dat op de scholen zelf? Je komt er namelijk niet met regionale informatiebijeenkomsten en voorbeelden van een goede praktijk, die door de minister worden genoemd.
De situatie is complex: we hebben niet alleen met scholen te maken, maar ook met de zorgaanbieders die kinderen en hun ouders ondersteunen. Daarbij is er ook nog eens sprake van verschillende geldstromen.
Passende plek
In de brief aan de Kamer geeft minister Slob aan dat hij mogelijkheden ziet om de samenwerkingsverbanden een rol te geven bij het toekennen van een vrijstelling voor onderwijs.
Momenteel ontstaat een vrijstelling van rechtswege op verzoek van ouders, nadat een onafhankelijke arts heeft verklaard dat een kind geen onderwijs kan volgen. Een arts heeft echter lang niet altijd zicht op de mogelijkheden om onderwijs en zorg te combineren. Terecht schrijft de minister dat samenwerkingsverbanden wel mogelijkheden hebben om voor alle leerlingen een passende onderwijsplek te vinden.
Vooral lokaal moet er veel georganiseerd worden om schoolonderwijs en zorg goed te kunnen combineren en een duurzame samenwerking tot stand te brengen. Naast de leraar voor de klas kan ook een zorgverlener in de klas nodig zijn. Er zijn dan dus minimaal twee instanties betrokken, elk met een eigen visie op de ontwikkeling van leerlingen en ook nog eens verschillend gefinancierd.
Vast aanspreekpunt
Op een school die met deze kwestie te maken had, hebben we onlangs een praktijkonderzoek uitgevoerd, bedoeld om onderwijs en zorg goed te kunnen combineren. Daaruit zijn vier concrete tips gekomen, die ook andere scholen kunnen helpen om leerlingen die ondersteuning vanuit de zorg nodig hebben een passende plek te bieden.
Als eerste: de meest cruciale succesfactor is dat de school de leiding neemt in de verbinding met het kind, de ouders, het onderwijs en de zorg. Dat schept duidelijkheid voor alle betrokkenen.
Ten tweede is een strategische overeenkomst tussen de bestuurders van de betrokken organisaties van belang. Die overeenkomst met alle partners omvat een plan waarin duidelijk omschreven staat hoe de ambities tot op de werkvloer uitgewerkt moeten worden.
Om te voorkomen dat elke betrokken organisatie met een eigen plan voor een kind werkt, luidt het derde advies dat er een gezamenlijk plan moet komen, waarin de school ook het ontwikkelings- en ondersteuningsperspectief kan opnemen.
Ten slotte is het zinvol om één coördinator aan te stellen. Die kan schakelen tussen onderwijs, zorg, ouders en gemeente. Een schoolmaatschappelijk werker is hiervoor zeer geschikt, omdat die over de muren van onderwijs en zorg heen kan kijken. Zo is er een vast aanspreekpunt voor zorgondersteuners, leraren, ouders en de gemeente. Dit voorkomt bijvoorbeeld dat ouders, die toch al veel zorgen hebben, telkens zelf de contacten met alle betrokken instanties moeten leggen.
Navolging
Scholen die onderwijs en zorg al weten te combineren, laten zien wat er mogelijk is voor leerlingen met ernstige psychische en/of lichamelijke beperkingen en hoe thuiszitten kan worden voorkomen. Hun passie en inzet om meer leerlingen het onderwijs te kunnen bieden waar ze recht op hebben, verdienen navolging.
Dit vraagt uiteraard om goed beleid, maar meer nog om goede lokale regelingen. De vier genoemde tips kunnen scholen daarbij helpen.
De auteurs zijn respectievelijk lector passend leraarschap, onderwijsadviseur en trainee bij Driestar educatief.