Draag schoolidentiteit uit als ”levende documenten” met Bijbels kompas
Bij de identiteitsvorming op school gaat het in de eerste plaats om het leven en voorleven van de eigen christelijke identiteit, betoogt prof. dr. M. J. Kater.
Deze week zijn schoolleiders enkele dagen bijeen om zich te bezinnen op de toekomstige koers. Er ligt een identiteitsprofiel van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) dat wacht op een vertaling naar het schoolplan en roept om een praktische uitwerking.
Deze bezinning vindt plaats met behulp van de metafoor van een zeilboot. Het onderstaande biedt een samenvatting van het antwoord op de vraag: „Hoe bepaalt het kompas de richting?” Bij deze vraagstelling is het kompas symbool van het zogenaamde identiteitsprofiel.
Geen etalagepoppen
Waar hebben we het over wanneer we spreken over de identiteit van iemand (of van een organisatie)? Als we het niet hoeven uit te leggen, weten we wat ermee bedoeld wordt, maar als we het nauwkeurig willen omschrijven, dan blijkt het nog niet eens zo eenvoudig te zijn.
Over de betekenis van het woord identiteit hebben vele filosofen zich al het hoofd gebroken. Het is een woord dat thuishoort in de leer van het zijn (ontologie). Een bepaalde identiteit brengt tot uitdrukking wie iemand is. Identiteit heeft met het leven te maken. En zo breed als het leven is, zo veel bijvoeglijke naamwoorden kun je voor het woord ”identiteit” plaatsen.
Het gaat dus over het leven. Wat is immers de identiteit van een etalagepop? Die kun je aankleden en op die manier een bepaalde functie laten vervullen. Triest genoeg lijkt het tegenwoordig vaak wel zo dat iemands identiteit bepaald wordt door wat hij doet of door zijn plek in (de pikorde van) een groep. Zo kom je mensen tegen die voor hun gevoel niemand meer zijn, omdat ze geen status meer hebben (werk, volgers op sociale media en dergelijke).
Het is dus zeker in onze tijd nuttig om de relatie vast te houden tussen ”identiteit” en ”er zijn”. Een christen is iemand die belijdt: ik bén christen. Zijn of haar identiteit is christen-zijn. Dus niet: ik doe christelijk of werk in een christelijke instelling.
Die etalagepop roept ook nog een andere vraag op: is onze identiteit onveranderlijk? Bij een levenloze pop wel, daar wisselt alleen de buitenkant.
Hoe functioneert het woord identiteit? Stel dat iemand een school binnenwandelt en vraagt: „Wat is de identiteit van deze school?” Dan kunnen we onze papieren laten zien. Maar als de vraag vervolgens luidt: „Bent u wel wie u zegt te zijn?”, dan gaat het erom dat ons werkelijke profiel overeenkomt met wat het papier vertelde.
Het gaat om het door de VGS aangeleverde profiel van de identiteit. Dat profiel kan slijten bij gebruik. Wat voor tegenwicht daarvoor nodig is? Dat er ”levende documenten” zijn die de identiteit van de school vertonen. Dat kunnen geen etalagepoppen zijn.
Laveren
Terug naar de metafoor van het kompas. Het lijkt me dat niet het kompas de richting bepaalt. Dat geeft slechts de richting aan waar de stuurman heen wil, omdat hij een bepaald doel voor ogen heeft. Uiteraard gaat het wel om een geijkt kompas, anders raak je het spoor bijster. Een verkeerd afgesteld kompas maakt bijvoorbeeld van het noorden het zuiden.
Die genormeerde koers zal wel betekenen dat je het roer niet kunt vastzetten. Dat zou weleens een ramkoers kunnen zijn en tot schipbreuk kunnen leiden. Er dienen zich immers allerlei stromingen aan waardoor onze koers bijgesteld dient te worden. Soms moeten we, om echt het doel te bereiken, ook laveren. Dan líjkt het alsof we van koers veranderd zijn, maar in werkelijkheid gebeurt dat om bij het doel uit te komen als we tegenwind krijgen. Al te gemakkelijk krijgt laveren het stempel van ”aanpassen aan de geest van de tijd” of ”die weten ook al niet meer wat ze willen”. Dat kunnen we pas zeggen als de stuurmannen een ander doel gekozen hebben.
Mensbeeld
Nadenken over identiteit en vorming en identiteitsvorming kan niet zonder Bijbels-theologische bezinning. Identiteit is immers nooit neutraal, maar bevat een bepaalde mens- en maatschappijvisie. De volgende noties lijken me hierbij van belang, ook in concrete uitwerkingen van de identiteit in een schoolplan met bijbehorende werkplannen.
- Identiteit als een relationeel begrip. Theologisch gezien wijst het dubbelgebod van de liefde kernachtig deze relaties aan: tot God, onze naaste en onszelf.
Dat brengt mee dat we bij identiteit dus niet denken aan een ”zelf”, ook niet aan een ”collectief zelf”. Dan gaan we de ander hiërarchisch ordenen ten opzichte van onszelf, volgens bepaalde waarden van ons eigen geloofssysteem. De ander is dan per definitie een tegenstander.
Onze identiteit dienen we te doordenken vanuit God. Dat brengt mee dat een voortdurende opscherping van ons godsbeeld vanuit de Bijbel nodig is. Spreken we tot onze leerlingen altijd met twee woorden? Zijn we niet eenzijdig in het benadrukken van God als Rechter, en vergeten we dan niet dat Hij Vader is (jazeker, wij zijn weggelopen kinderen)? En om nog iets concreet te noemen: welk beeld geven we leerlingen van Gods heiligheid? Schrikt dat af, of vertellen we over de adembenemende schoonheid van God?
Ons mensbeeld is daarmee verbonden. Vormen we onze leerlingen tot ”brave hendriken” die gemakkelijk en veroordelend op niet-christenen neer kunnen zien? Of leren we hen ontdekken dat we medezondaren zijn? Hoe gemakkelijk kan heiliging niet gezien worden als ”geen vuile handen maken”. En dát terwijl de heiliging van het leven in deze samenleving slechts mogelijk is wanneer we onze handen vuilmaken. Juist dat besef laat de actualiteit van de rechtvaardiging van de goddeloze zien.
- Identiteit als een dynamisch begrip. Onze identiteit is niet in beton gegoten, niet statisch. Het dynamische van het begrip hangt uiteraard samen met onze relaties. Het wel of niet hebben van een relatie met onze Schepper en Verlosser is een verschil van dag en nacht, wat onze identiteit betreft. Maar ook het aangaan van relaties met medemensen en de kijk op onszelf.
Ook is te denken aan het gegeven dat onze identiteit verbonden is met verhalen (narratieve identiteit), levensverhalen, identificerende verhalen, verhalen als oriëntatiepunt. Onze identiteit bevat het verhaal over onszelf, maar ook hoe dit ingebed is (of niet) in deze wereld. Het gaat dan om de verschillen met anderen, maar ook om de overeenkomsten.
Reisdoel
Bij de identiteitsvorming gaat het niet in de eerste plaats om het verwerpen van de visies van anderen, maar om het leven en voorleven van de eigen ontvangen christelijke identiteit. Anders gezegd: laat het niet in de eerste plaats over de grenzen van onze identiteit gaan, maar over de kern ervan. Dat voorkomt ook veel discussies over ”middelmatige dingen” en geeft ruimte voor de christelijke vrijheid.
Praktisch gezien is de uitwerking van de volgende punten van belang: identiteit en voorbeeld (vorming door het zien van het leven van anderen; identificatie), identiteit en verhaal (vorming en horen; juist in onze cultuur dient er daarom een hóórcultuur te blijven bestaan), identiteit en dialoog (vorming van een ”gespreksruimte”; kunnen exploreren) en niet het minst het tweetal identiteit en áánspraak. Bij dat laatste is allereerst te denken aan het door God aangesproken worden. Onze naam is genoemd bij onze doop in Zijn Naam.
Het mooiste wat je van een christelijke identiteit kunt zeggen? „Ik ben met Christus gekruisigd, en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij…” (Gal. 2:20)
Dan geeft het kompas richting aan. Onze identiteit is per slot van rekening principieel een zaak van de toekomst. Het reisdoel is bepalend. Dit doel bepaalt de koers.
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Dit artikel is gebaseerd op de lezing die hij donderdag hield tijdens de door Driestar educatief en de VGS georganiseerde Tweedaagse voor schoolleiders in Soesterberg.