Onderdrukking van vrouwen nooit te rechtvaardigen
Vandaag is het Internationale Vrouwendag. Dat heeft te maken met de staking die op 8 maart 1908 werd gehouden door vrouwen en die gericht was tegen de slechte arbeidsomstandigheden in de textielindustrie. Algemeen wordt deze staking gezien als het begin van een strijd voor de rechten van de vrouw.
In 1911 deed de Duitse socialiste Clara Zetkin tijdens een conferentie voor socialistische vrouwen in Kopenhagen het voorstel om 8 maart uit te roepen tot Internationale Vrouwendag. Deze datum werd echter niet overal aangehouden en pas in 1921 werd de datum van 8 maart officieel.
Het hoeft geen betoog dat de situatie van vrouwen in westerse landen nu op geen enkele wijze te vergelijken is met hun situatie van honderd jaar geleden. In dat opzicht is er zeer veel verbeterd. Want de behandeling van vrouwen als een soort tweederangsburgers valt op geen enkele manier te rechtvaardigen.
Daar staat tegenover dat de strijd voor vrouwenrechten in het deel van de wereld waarin wij wonen niet zelden een prestigestrijd is geworden. Niet de gelijkwaardigheid van vrouwen aan mannen is dan de inzet, maar de strijd voor totale gelijkheid van beide seksen is dan de kern van de strijd geworden.
Zeker in een tijd waarin het zelfs niet meer gaat over het uitwissen van de verschillen tussen mannen en vrouwen, maar over de promotie van genderneutraliteit, kan die strijd soms lachwekkende trekjes krijgen. Alsof zelfs de biologische verschillen die er zijn tussen mannen en vrouwen niet mogen bestaan.
De strijd voor vrouwenrechten in andere delen van de wereld is daarentegen soms bijna levensnoodzakelijk. In tal van landen, niet zelden landen waar moslims aan de macht zijn, is het droevig gesteld met de rechten van vrouwen. Ze zijn in alles ondergeschikt aan mannen en worden op geen enkele manier als gelijkwaardig aan mannen gezien. Beelden en verhalen uit landen als Iran en Saudi-Arabië zeggen wat dat betreft genoeg. Maar ook de situatie van vrouwen in landen die niet prominent in het nieuws zijn, zoals India, is ronduit slecht.
De Bijbel stelt dat de man het hoofd is van het gezin. In dat opzicht is hij een afspiegeling van Christus, Die het Hoofd is van de christelijke gemeente.
Ook leert de Bijbel dat mannen en vrouwen een verschillende plaats hebben in de christelijke gemeente (1 Korinthe 14:34).
Maar wie meent op grond van onder andere deze Bijbelwoorden vrouwen te mogen onderdrukken of minderwaardig over hen te mogen doen, vindt de Bijbel zeker niet aan zijn kant. Zo is de apostel Paulus er volstrekt duidelijk over dat vrouwen geen minder soort mensen zijn wanneer hij stelt dat er in Christus geen onderscheid is tussen Jood en Griek, tussen dienstbare en vrije of tussen man en vrouw (Galaten 3:28).
Hoofdredactie