Spiritualiteit op de werkvloer
Een onderneming is geen liefdadigheidsinstelling. De gedachte dat bedrijven geroepen zijn maatschappelijke doelen na te streven, berust op een denkfout. Werkgelegenheid creëren, discriminatie uitbannen en goede doelen steunen zijn nobele daden, maar niet de verantwoordelijkheid van een ondernemer. Deze wordt geacht een zo hoog mogelijke opbrengst te realiseren, zeker als er aandeelhouders in het spel zijn. De maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven is hun winsten te vergroten.
Dit is voor de goede orde niet mijn opvatting, maar die van de in 2006 overleden Amerikaanse econoom Milton Friedman. Friedman stoorde zich als voorvechter van een vrije markt aan de opkomst van wat wij maatschappelijk verantwoord ondernemen noemen. Zakenlieden die de mond vol hadden van de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de onderneming waren volgens hem besmet met socialistische ideeën.
Vandaag de dag lijdt het bedrijfsleven aan een andere ziekte, tenminste, als we de Italiaan Luigino Bruni mogen geloven. De katholieke econoom is een graag geziene gast in het land van kooplieden en dominees. Hij hield de afgelopen jaren regelmatig lezingen – vorige week nog in Utrecht en Nijmegen. Ongeacht welk onderwerp Bruni aansnijdt, klinkt tussen de regels door dezelfde boodschap: dat we toe moeten naar een beschaafdere, ”civiele” economie. De economie dient naar goed katholiek gebruik ten dienste te staan van de gemeenschap. De markt is geen onpersoonlijk platform voor wederzijds voordeel maar een ontmoetingsplaats. Een goede economie wordt gekenmerkt door samenwerking, wederkerigheid en belangeloosheid. Ze is gericht op het welzijn en geluk van de gemeenschap.
Ook bedrijven worden door Bruni opgevat als gemeenschappen. Het succes van deze coöperaties staat of valt met de samenwerking van de betrokkenen om de gestelde doelen te behalen. In zijn boek ”De ongekende kant van de economie” spreekt Bruni over de kracht en het belang van een wij-besef. Bedrijven die alleen maar bestaan bij de gratie van hiërarchie en dichtgetimmerde contracten zijn geen lang leven beschoren. „Wanneer een organisatie wil dat het wij-frame meer gaat prevaleren in haar mensen, dan kan zij niet zonder de voortdurende zorg voor een goede sfeer en goede relaties. (…) Dan kan het wij-besef bedrijfscultuur worden, wat maakt dat ieder binnen de organisatie meer betrokken is, dat deze beter bestand is tegen moeilijkheden en dat het werk meer een plaats van ‘goed leven’ wordt.”
Dan nu de besmettelijke ziekte. De Italiaanse hoogleraar neemt een spiritualisering van het bedrijfsleven waar, iets wat hem in het geheel niet bevalt. Enerzijds komt Bruni’s kritiek voort uit het gebruik, of beter gezegd misbruik van spirituele taal binnen bedrijven. Missie, charismatisch leiderschap, teamspirit, offers die gebracht moeten worden: het is oude religieuze taal in een nieuw managementjasje. Anderzijds is er de oprukkende aandacht voor de geestelijke gezondheid van het personeel. Een beetje bedrijf heeft tegenwoordig een meditatieruimte en organiseert retraites en cursussen yoga. Het bedrijfsleven ‘kolonialiseert’ de ziel, aldus Bruni. Spiritualiteit is een te verheven aangelegenheid om aan haar te worden overgelaten.
Men zou verwachten dat Bruni de spiritualiseringstrend zou toejuichen. Hei-sessies en workshops mindfulness zijn immers bevorderlijk voor het wij-gevoel van de onderneming. Zijn terechte zorg is echter dat deze trend gedreven wordt door economische motieven. Spiritualiteit op de werkvloer is te vaak bedoeld om werknemers productiever te maken of het bedrijfimago te verbeteren. Als bedrijven werkelijk begaan zijn met het geestelijk leven van hun personeel, kunnen ze hun beter de ruimte geven om zich buiten hun werk te wijden aan meditatie en kerkbezoek.
Friedman toonde zich net als Bruni bezorgd om de grenzen van de onderneming. Een onderneming is liefdadigheidsinstelling noch kerk. Een belangrijk verschil tussen beide economen is wel dat Bruni het winststreven van de onderneming niet zaligmakend vindt. De onderneming is zijns inziens meer dan een geldmachine voor de aandeelhouders. Het is een samenwerkingsgemeenschap waar het sociaal kapitaal ontwikkeld wordt dat onmisbaar is voor een bloeiende economie. De ondernemer is geroepen om het goede leven binnen en buiten de organisatie te bevorderen. Hij of zij dient ervan doordrongen te zijn dat het wij-gevoel geen ”wij tegen zij” is, dat de onderneming er is om het welzijn van de samenleving te dienen.
Deze visie op ondernemerschap is te katholiek om niet door protestanten te worden onderschreven.
Dr. J. W. Hengstmengel is werkzaam aan de Tilburg School of Catholic Theology. Zijn onderzoek richt zich op de verhouding tussen theologie en economie.