Opinie

Forse economische groei maskeert oude en nieuwe problemen

De forse groei maakt beleidsmakers vrolijk. Die stemming delen Steven Brakman en Harry Garretsen niet, omdat zij zien dat oude problemen die mede aan de basis van de vorige crisis lagen, worden vergeten of verwaarloosd. En nieuwe problemen, zoals de krapte op de arbeidsmarkt, leiden niet tot adequate beleidsreacties.

Steven Brakman en Harry Garretsen
2 March 2018 10:53Gewijzigd op 16 November 2020 12:43
„Globalisering en automatisering zijn de arbeidsmarkt op een ontwrichtende manier aan het veranderen. Een blik in een moderne autofabriek zegt genoeg; overal robots.” Foto: Robots in de fabriek van PSA Peugeot Citroen in het Franse Mulhouse. beeld AFP, Sé
„Globalisering en automatisering zijn de arbeidsmarkt op een ontwrichtende manier aan het veranderen. Een blik in een moderne autofabriek zegt genoeg; overal robots.” Foto: Robots in de fabriek van PSA Peugeot Citroen in het Franse Mulhouse. beeld AFP, Sé

Het CBS maakte vorige maand bekend dat de Nederlandse economie in 2017 met meer dan 3 procent is gegroeid. Dit is de hoogste groei sinds tien jaar, en in de afgelopen twintig jaar groeide de economie alleen in 2006 en 2007 sneller. In Haagse beleidskringen verkeert men dan ook al enige tijd in een jubelstemming. Ook de particuliere sector heeft weer groot vertrouwen in de toekomst.

Op elk feestje is echter een ‘zwartkijker’ aanwezig en die rol spelen ondergetekenden bij deze juichstemming. Het gaat ons land economisch voor de wind, maar de problemen die zich bij het uitbreken van de crisis in 2008 aandienden, zijn nog niet echt opgelost en voor nieuwe uitdagingen is te weinig aandacht.

Een grootschalige crisis zoals we die na het uitbreken ervan in 2008 pas net hebben verwerkt, biedt een uitgelezen kans om fundamentele problemen in de economie aan te pakken. Er is echter helaas in de nasleep van de financiële crisis van 2008 te weinig fundamenteel veranderd. En de huidige gunstige groeicijfers verbloemen dat de zwakheden in de financiële sfeer die in 2008 en de daaropvolgende recessie aan het licht kwamen nog steeds bestaan.

Lage rente

Vooral de centrale banken hebben met een ongekend ruim monetair beleid bijgedragen aan het herstel. De Europese Centrale Bank en haar Amerikaanse evenknie, de Federal Reserve, hebben sinds het uitbreken van de crisis in 2008 de rente op een historisch laag niveau gehouden.

Dit beleid wordt nog steeds voortgezet, maar is inmiddels ook een belangrijke oorzaak van onevenwichtigheden in de economie. De koersstijgingen op de aandelenbeurzen, maar ook de prijsstijgingen op huizenmarkten worden in belangrijke mate gevoed door het goedkoopgeldbeleid, waar wij nu eigenlijk zo snel mogelijk van af moeten.

De vergelijking met de forse groei van vlak voor de vorige crisis dringt zich op; in de jaren voor 2008 was er eveneens een hoge economische groei die gepaard ging met, achteraf gezien, zeepbellen op de huizenmarkt en de aandelenmarkt. De centrale banken lijken, zelfs in deze hoogconjunctuur, nog geen goede exitstrategie gevonden te hebben voor hun monetaire beleid. En elke suggestie dat ze de rente gaan verhogen, leidt meteen tot paniek. Zie de schrikreactie op de beurzen vorige maand.

Europroblemen

Belangrijker nog voor onze economie dan het ruime monetaire beleid is dat er voor fundamentele problemen die tien jaar geleden al aan het licht kwamen nog steeds geen goede oplossing is gevonden. Dit geldt bij uitstek voor de euro.

In 2010 bedreigden de schuldenproblemen met Griekenland het voortbestaan van de euro. De reden hiervoor was dat men bij de totstandkoming van de euro onvoldoende heeft nagedacht over vervangende mechanismen om het verlies van het wisselkoersinstrument, dat nu eenmaal de keerzijde is van het invoeren van de euro, op te vangen.

Deze mechanismen impliceren meer beleid op EU-niveau in de vorm van inkomensoverdrachten tussen de eurolanden, het ruimhartiger toestaan van migratie binnen de EU of een flexibeler loon- en prijsbeleid. Stuk voor stuk hete hangijzers, waar de nationale politici en hun kiezers liefst met een boog omheen lopen. Ze gaan daarbij voorbij aan het feit dat een gemeenschappelijke munt ook op andere terrein om meer gemeenschappelijk EU-beleid vraagt.

Het kernprobleem is dat landen als Duitsland, Italië en Griekenland eigenlijk te verschillend zijn om samen deel uit te maken van een muntunie. Dat kan op termijn alleen standhouden als er op EU-niveau voldoende onderlinge aanpassingsmechanismen zijn om deze verschillen op te vangen. Doen we dit niet, dan komen de zwakke eurolanden, zoals Griekenland en wellicht Italië, vroeger of later in de problemen. Als de huidige economische hoogconjunctuur voorbij is, zullen deze oude europroblemen helaas weer opduiken en is een volgende eurocrisis zomaar nabij.

Onvoldoende hervormingen

En om nog even door te somberen, hoe stabiel zijn onze banken tien jaar na het uitbreken van de crisis? De nationalisaties van onze eigen banken staan nog in het geheugen gegrift. Hier is vooruitgang geboekt, maar onvoldoende. Na de crisis zijn banken gedwongen om meer eigen kapitaal aan te houden, maar volgens veel economen zijn deze extra buffers nog steeds onvoldoende om een volgende grote klap te kunnen opvangen.

Sommige banken voldoen echter zelfs niet aan de huidige minimumkapitaalvereisten. Vorig jaar nog bleken Italiaanse banken grootschalige staatssteun nodig te hebben om overeind te blijven. En eind 2017 bleek dat onze eigen banken nog 14 miljard tekortkwamen om aan de nieuwe (schrale) kapitaalvereisten te voldoen. Men krijgt nu tot maar liefst 2027 de tijd om hier iets aan te doen.

Krappe arbeidsmarkt

Het meest uitdagende, fundamentele probleem waarvoor wij staan, betreft echter niet de erfenis van de euro en een nog steeds onevenwichtige financiële sector, maar de toekomstige arbeidsmarkt. Het CBS wijst op snel oplopende krapte op de arbeidsmarkt en schat dat er bijvoorbeeld 55.000 bouwvakkers nodig zijn.

Het echte probleem voor de arbeidsmarkt van overmorgen is echter fundamenteler dan simpelweg krapte op de arbeidsmarkt. Het wordt steeds duidelijker dat globalisering en automatisering de arbeidsmarkt op een ontwrichtende manier aan het veranderen zijn. Voor de verliezers van de globalisering wordt het lastiger om elders werk te vinden, omdat de productie naar het buitenland wordt verplaatst. En door automatisering zijn veel banen verdwenen. Een blik in een moderne autofabriek zegt genoeg; overal robots.

Uit statistieken over de arbeidsmarkt blijkt dat vooral een specifieke groep hier last van heeft: de middenklasse. De huidige middenklasse heeft het veel moeilijker dan die in de vorige eeuw, deels omdat bepaalde taken en banen verdwijnen en deels omdat het sociale vangnet deze groep onvoldoende steunt. De explosie van flexibele contracten vergroot de onzekerheid voor deze groep nog eens extra. In de huidige hoogconjunctuur hebben we een uitgelezen kans om hier grote stappen te zetten en de arbeidsmarkt te hervormen, maar veel verder dan een werkgroep is men nog niet gekomen.

Conclusie

Alles bij elkaar maskeren de gunstige economische groeicijfers niet alleen dat er de afgelopen jaren te weinig is gedaan om de financiële oorzaken van de vorige crisis aan te pakken, maar ook dat, nu het economisch tij meezit, we meer zouden moeten doen om de toekomstige veranderingen beter de baas te kunnen zijn.

Steven Brakman is hoogleraar internationale economie, Harry Garretsen hoogleraar international economics and business, beiden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Bron: mejudice.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer