Pasen komt bij dr. Van de Beek alleen in de verte in beeld
De theoloog dr. Bram van de Beek staat bekend om zijn strenge maar leesbare theologie, dwarse denken en dikke boeken. Wat dat betreft is dit zesde en laatste deel van zijn serie ”Spreken over God” een waardige afsluiting – twintig jaar nadat dr. Van de Beek met een deel over Christus begon.
Dat begin bij Christus was niet toevallig: dr. Van de Beek wil strikt de hele theologie vanuit de gekruisigde Christus denken. En nu heeft hij een boek over God de Vader geschreven.
Zoals we van dr. Van de Beek gewend zijn, gaat hij in dit boek dwars in tegen populaire trends. Gods Vaderschap heeft volgens hem helemaal niets met lievigheid, geborgenheid en nabijheid te maken, maar juist met Gods verhevenheid, autoriteit en goddelijke wil. Gebed tot de Vader is dus ook geen vertrouwelijk gesprek, maar juist delen in de lofprijzing.
God wordt wel „Onze Vader” genoemd, maar Hij blijft allereerst de Vader van de Zoon en is op een andere manier onze Vader dan de Vader van Jezus Christus. Vandaar de titel: via Jezus Christus, Die spreekt over „Mijn Vader”, is Hij ook „uw Vader.”
Front
Dr. Van de Beek schrijft tegen het front van het christendom zoals dat sinds Constantijn de Grote (in de vierde eeuw) bestaat. Dat christendom laat kerk en staat een huwelijk aangaan dat in het teken staat van overwinning. Dr. Van de Beek ziet dat in het constantijnse christendom de leer van de Drie-eenheid wordt gebruikt als een ideologie, als een mal voor de cultuur. Daaraan zouden de Cappadocische theologen in het Oosten en Augustinus in het Westen zich schuldig hebben gemaakt.
Dr. Van de Beek stelt daar tegenover dat de kerk in deze aardse bedeling de gestalte van het kruis heeft. Vanuit dat perspectief leest dr. Van de Beek alles: niet alleen de kerkvaders, maar ook de Bijbel.
Zijn
Hoe de Drie-eenheid dan wél gedacht moet worden, betoogt dr. Van de Beek in een lange gedachtewisseling met allerlei theologen, waarbij met name theologen sinds de verlichting het moeten ontgelden. Veel positiever is dr. Van de Beek, verrassend genoeg, over de filosofisch getinte theologie van de Duits-Amerikaanse lutherse theoloog Paul Tillich, die stelt dat God niet zomaar een wezen is, maar het Zijn zelf.
Dr. Van de Beek ziet God de Vader als het formele begin van alles, „het pure zijn op zichzelf”, dat we in deze werkelijkheid niet aantreffen. De Zoon is vervolgens Degene Die de aard van dit zijnde bepaalt. De Vader is dus abstract, maar de Zoon concretiseert God. Pas in de Zoon krijgen Gods eigenschappen body.
Deze wat ingewikkelde gedachtegang over de Drie-eenheid wordt duidelijker in het schilderij van de Italiaanse kunstenaar Bellini (1430-1516) van de biddende Jezus in Gethsémané dat op het omslag van dr. Van de Beeks boek staat. De Vader is nergens te bekennen, al wordt Hij door Jezus aanbeden. In een toelichting schrijft dr. Van de Beek: „Zo is de Vader zichtbaar in de wereld: in alle opzichten als de verborgene.”
Die verborgenheid is volgens dr. Van de Beek geen afwezigheid, omdat God niet zonder de wereld en de mensheid kan; dan zou Hij niet God de Schepper zijn. Dat roept natuurlijk wel de vraag op of de Schepper zo niet afhankelijk wordt van Zijn schepping.
Slapende discipelen
En de Geest dan? Die werkt in de kerk, maar daarmee kunnen we ons ook niet rijk rekenen. De kerk is door Bellini uitgebeeld in de drie slapende discipelen. En mocht iemand toch hoop ontlenen aan de dageraad die op het schilderij aanbreekt: dr. Van de Beek benadrukt dat de dageraad niet die van Pasen, maar van de Goede Vrijdag is. We kennen God dus alleen in de Zoon, en de Zoon alleen in Zijn lijden, met op de lippen het ”waarom”, waarop geen antwoord komt.
Pasen komt bij dr. Van de Beek alleen in de verte in beeld, maar niet als realiteit voor de wereld nu. Het is zeker niet zo dat dr. Van de Beek de opstanding van Jezus Christus ontkent. Hij plaatst deze alleen consequent in de schaduw van het kruis en hij benadrukt dat Jezus niet in deze werkelijkheid, niet in deze wereld, is opgestaan.
De huidige tijd is die van het kruis. Vandaar dr. Van de Beeks afkeer van programma’s om toch nog wat van de christenheid te maken in deze tijd. Als correctie is dat verfrissend, maar dr. Van de Beek zet het zo sterk aan dat het ook verlammend kan werken.
In dit boek bespreekt hij ook nog uitgebreid alle onderdelen van het ”Onze Vader”, en de oudtestamentische cultus, met het oog op de vervulling van tempel en cultus in Christus.
Binnenbocht
Dr. Van de Beek oogst veel waardering vanwege zijn heldere, gewaagde stellingnames en strenge, orthodox klinkende toon. De keerzijde van de heldere stellingnames is dat dr. Van de Beek in discussies geregeld de binnenbocht neemt en karikaturen schetst van de theologen wier posities hij bestrijdt.
Daarnaast klinkt hij wel heel orthodox en ”zwaar” in zijn nadruk op het kruis, maar feitelijk biedt hij een postmoderne theologie. Dat geldt zijn bestrijding van de verlichting en de moderniteit, maar ook zijn gedachte dat God ten minste mede verantwoordelijk is voor de zonde en dus vuile handen heeft gemaakt en nog maakt.
Als het om het concrete kennen van God gaat, houdt dr. Van de Beek vooral de eucharistie over, als voedsel ten eeuwigen leven. Christenen hebben op aarde niets anders te doen dan door te gaan met het vieren van de eucharistie en te wachten.
Het is theologisch en pastoraal te waarderen dat dr. Van de Beek vooral Gods verborgenheid aanzet, al gaat hij zo ver dat het onderscheid tussen Vader en Zoon eerder het verschil is tussen vorm en inhoud, tussen verborgenheid en openbaring, dan tussen trinitarische Personen. Daarmee loopt de spanning van dr. Van de Beeks kruistheologie uiteindelijk toch weg.
Groots slotakkoord
Desondanks is het een felicitatie waard dat dr. Van de Beek zijn dogmatische serie op deze manier ten einde brengt, met zijn kenmerkende creativiteit en provocatieve eigenzinnigheid. Dit boek is een passende afsluiting van zijn dogmatiek, waarin allerlei motieven uit zijn theologie in een groots slotakkoord opnieuw klinken.
Boekgegevens
Mijn Vader, uw Vader. Het spreken over God de Vader, A. van de Beek; uitg. Meinema, Utrecht, 2017; ISBN 978 90 211 4483 2; 503 blz.; € 37,50.