Vechten tegen de duisternis
”De christelijke Harry Potter”, zo wordt het boek gepresenteerd. En niet zonder succes, want in de Engelstalige wereld schijnen de exemplaren van ”Schaduwmeester” als warme broodjes over de toonbank te gaan. Er worden zelfs plannen voor een film gemaakt. Hoe terecht is al die commotie?
De auteur van ”Schaduwmeester” is een anglicaanse predikant, G. P. Taylor, en hij heeft de smaak van het schrijven kennelijk zo te pakken dat er al een hele serie staat aangekondigd. Daar is in Nederland echter weinig van te merken: hier moet het eerste deel de markt nog veroveren.Inhoudelijk wil de schrijver waarschijnlijk in de Engelse traditie van Bunyan, Tolkien en Lewis staan, met zijn aandacht voor de onzichtbare wereld áchter de zichtbare dingen en de geestelijke strijd die daar gevoerd wordt. Maar het resultaat is oppervlakkiger, het lijkt in elk geval meer op Amerikaanse verhalen als die van Peretti, LaHaye & Jenkins en Alcorn. Niettemin steekt deze schrijver gunstig af bij zijn seculiere tegenhangers, J. K. Rowling en Philip Pullman bijvoorbeeld, die in hun spannende verhalen over toverkunst een duidelijk onchristelijk of zelfs antichristelijk wereldbeeld neerzetten.
Tovenaar
”Schaduwmeester” gaat over een achttiende-eeuwse Engelse geestelijke, Obadja Demurral, die onder de oppervlakte een gevaarlijke tovenaar blijkt te zijn. Een heel dorp, ergens aan de kust van Yorkshire, heeft hij in zijn macht. Zelfs smokkelaars betalen hem de helft van hun winst. Maar zoals het gaat met machtswellustelingen, het dorp is hem niet genoeg; hij heeft het plan opgevat de wereld te beheersen.
Met dat doel voor ogen heeft hij een geheimzinnig beeldje gestolen, een van de twee ”Keruvim” die ergens in het hart van Afrika bewaard worden. Uit alle macht zoekt hij naar het tweede exemplaar, want zodra hij ze beide in zijn bezit heeft, kan hij de elementen beheersen en ligt de wereld aan zijn voeten. Denkt hij. In werkelijkheid wordt hij echter gemanipuleerd door de boze ”Glashan”, verbannen van de aarde maar popelend van verlangen om terug te keren.
Zonder slag of stoot gaat dat echter niet, want Demurral krijgt tegenstanders in de vorm van drie jongeren: Thomas, Kate en de geheimzinnige Raphah. Zij proberen het beeldje terug te stelen en opnieuw naar Afrika te smokkelen, daarin bijgestaan door de aartsengel Rafaël en door God Zelf, die in het boek Riathamus heet. Met name Raphah blijkt de woorden van Riathamus in zijn hart mee te dragen, en op ieder gewenst moment te kunnen uitspreken, maar ook Thomas krijgt visioenen waaruit duidelijk wordt dat hij in de kracht van Riathamus álles kan.
De slotscène van het verhaal biedt een heftige confrontatie tussen de twee partijen, met bijna apocalyptische trekken. De zon en sterren zijn verdwenen en het hoofd van de duistere Glashan, Pyratheon, claimt de wereld als zijn eigendom. Maar hij blijkt zich te vergissen: ver weg aan de horizon verschijnt het licht van de morgenster, en als de zon opgaat moeten alle duistere wezens wijken. De drie jongeren ontkomen op een schip naar Afrika - de wereld is van de ondergang gered.
” Geestelijke strijd < >
Hoe valt de enorme populariteit van dit verhaal nu te verklaren? Ongetwijfeld speelt het in op de belangstelling voor de geestenwereld die vandaag tot grote hoogten gestegen is - ook in christelijke kringen. Allerlei soorten boze en goede wezens bevolken het boek: behalve Rafaël en de Glashan zijn er boemannen, Dunamez, Azimuth, en in de mensenwereld heksen, waarzeggers en duivelskunstenaars. De drie hoofdpersonen vechten niet in de eerste plaats tegen vlees en bloed, maar tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Dat doen ze met het zwaard, maar ook met het gebed en -wat Raphah betreft- met helderziendheid en bovennatuurlijke geneeskunst.
Dat laatste spreekt de christelijke lezer natuurlijk aan: het is een bijbels gegeven om te strijden tegen de duivel, en wie zou niet over dergelijke machtige wapens willen beschikken? Niets geeft zo’n goed gevoel als het idee dat je als christen macht hebt, zelfs over de duivel en zijn rijk - ook al is dat natuurlijk een bij uitstek onchristelijk gevoel. Zodra een christen gaat denken dat hijzelf een geweldig strijder is, is het immers met hem gedaan. Je kunt je dus afvragen of de auteur wel op de juiste emoties van zijn lezerspubliek inspeelt, ook al heeft hij ongetwijfeld de beste bedoelingen. Hij benadrukt de afhankelijkheid van God en hij plaatst alle dingen in het perspectief van de eeuwigheid - dat valt te waarderen. Waren er maar meer schrijvers die vanuit een zo overduidelijk christelijk wereldbeeld een spannend verhaal weten te vertellen! Maar de werkelijke strijd die in een mensenhart gevoerd wordt, komt in dit boek niet uit de verf. In die zin is het niet ’ontdekkend’ genoeg.
Dat heeft alles te maken met de verhaaltechnische vaardigheden van de schrijver. Wat dat betreft kan ”Schaduwmeester” de vergelijking met ”Harry Potter” absoluut niet doorstaan. De gebeurtenissen en personages tuimelen als filmbeelden over elkaar -waarschijnlijk is dat ook een van de aantrekkelijke kanten van het boek voor een weinig ervaren lezerspubliek-, maar er is totaal geen sprake van karakterontwikkeling en psychologie. Natuurlijk, er zijn romans die gebukt gaan onder de inwendige bespiegelingen en waar nooit iets gebeurt, dat is het andere uiterste. Maar zonder psychologie zal het niet gaan. Je kunt je als lezer nauwelijks identificeren met een van de hoofdpersonen, zo vluchtig zijn ze allemaal. Om nog maar te zwijgen van alle schaduwwezens die langskomen - die houd je op den duur gewoon niet meer uit elkaar. Terwijl identificatie toch nodig is om de moraal van het boek écht in je hart gedrukt te krijgen.
Risico < >
Het is een gebrek dat christelijke romans soms aankleeft: de schrijver is zo druk bezig zijn wereldbeeld uiteen te zetten en Gods hand in de gebeurtenissen te laten zien, dat hij vergeet dat in een verhaal één ding het allerbelangrijkste is: de ervaringen, angsten, twijfels en morele dilemma’s van de hoofdpersonen laten meebeleven door de lezer. In ”Schaduwmeester” is bijna geen sprake van inwendige strijd van de hoofdpersonen. Ze weten altijd nogal snel wat ze moeten doen, de personen die ze tegenkomen zijn óf goed óf fout, wie bidt wordt verhoord en wie aan de goede kant strijdt behaalt de overwinning. Slechts de smokkelaar Jacob Crane vertoont af en toe iets van twijfel, maar zelfs zijn ontwikkeling komt zo weinig uit de verf dat zijn ’bekering’ aan het slot voor de lezer toch erg uit de lucht valt.
Dat lijkt me het grote risico van dit boek: dat je gaat denken dat de wereld écht zo simpel in elkaar zit. Natuurlijk, het gebed is het machtigste wapen dat je je denken kunt - maar dat betekent toch niet dat automatisch iedereen die bidt wordt verhoord en iedereen die gelooft hier op aarde al de overwinning behaalt? Wat dat betreft is de gereformeerde theologie realistischer, daarvoor hoef je de inleiding op het boek Job in de Statenvertaling maar te lezen, waaruit blijkt „dat God hier de vromen voor het meerendeel met zware straffen bezoekt, daarentegen de goddeloozen hier dikwijls uiterlijk zegent.”
Natuurlijk, er zijn engelen en duivelen, en geen christen zou de macht van de geestenwereld moeten onderschatten. Bovendien is een roman geen theologisch werk, een roman biedt alleen maar beelden die verwijzen naar een hogere werkelijkheid, zonder dat die werkelijkheid daarmee ook echt beschreven is. Maar juist een roman moet wél inzicht bieden in de effecten die de geestenwereld heeft op het menselijk hart. Denk aan ”De christenreis” van John Bunyan of ”Brieven uit de hel” van C. S. Lewis - meesterwerken op dit gebied. Wat dat betreft schiet ”Schaduwmeester” met zijn al te simpele voorstelling van zaken zwaar tekort.
Om nog maar te zwijgen van het risico dat een schrijver loopt -hoewel misschien onbewust- als hij af en toe schrijft vanuit het perspectief van de boze tovenaar. Daarmee maakt hij de lezer deelgenoot van diens duistere, om niet te zeggen occulte gedachten en gevoelens, en dat staat toch haaks op de christelijke boodschap die hij brengen wil.
Losse draden < >
Wat dit boek wél te bieden heeft is een spannend verhaal waarin de gebeurtenissen de lezer meesleuren naar het einde - en ongetwijfeld zal dat een flink lezerspubliek aanspreken. Toch maakt het ook op dit terrein af en toe een slordige indruk. Waarom het verhaal zich in de achttiende eeuw moet afspelen, blijft onduidelijk. En waarom wordt de opwekkingsprediker Wesley genoemd? Dat doet vermoeden dat hij een rol gaat spelen in het verhaal, wat helemaal niet zo blijkt te zijn. Hetzelfde geldt voor de intrigerende Azimuth. Raphah vertoont trekken van een Christusfiguur, maar hoe dat nu echt zit? En dat gouden beeldje, wat heeft dat te maken met het christelijk geloof? Maar misschien moeten we op dat punt de schrijver het voordeel van de twijfel geven: misschien is het de bedoeling dat al die losse draden en onafgewerkte lijnen in de volgende delen alsnog worden afgehecht.
N.a.v. ”Schaduwmeester”, door G. P. Taylor; vert. Ton van Mourik; uitg. Librion, Sliedrecht, 2004; ISBN 90 5290 004 3; 304 blz.; € 15,95.