Met de Puch door het Vechtdal
Ronkend en grommend snelt de Puchbromfiets over de Rechterensedijk Dalfsen uit. Had ik dat vroeger ook, die neiging om te gaan zingen onder het rijden?
Het geluid van de motor overstemt alles. Het klinkt zo aardig, brommerig, in je oren. Waarschijnlijk door die grote bromfietshelm. Mijn vrouw rijdt, zich van geen zingen bewust, enkele meters achter mij. Zich terecht verlatend op mijn bromervaring.
Ik wijs naar links. Let op: Kasteel Rechteren. „Verreweg het belangrijkste en mooiste historische bouwwerk gelegen aan de weg van Dalfsen naar Vilsteren”, meldt de Kastelenroute. Tsjonge, terwijl die weg toch best een paar kilometer lang is…
Rechteren beleefde belegeringen, ontmantelingen en verbouwingen, sinds de Keeckerens zich er in 1315 vestigden. De familie hees zich al snel in een nieuwe naam: Van Rechteren, waarmee ze zich tot op de huidige dag tevreden stelt. Evenals met kasteel en landgoed, waar nog steeds Van Rechterens wonen.
Gastvrij
Verder maar weer over de Tolhuisweg tot het eind van het kasteelhek, daar naar links. Een ommetje over de Markeweg. Langs het Gasstation van de WTS bij Hessum. Terug naar de Tolhuisweg en vervolgens geprutteld naar Vilsteren, een klein, pittoresk dorp. Een roomse enclave, met als centrum de katholieke Willibrorduskerk, een katholieke Willibrordusschool en herberg De Klomp, waar men gastvrij maar niet onbaatzuchtig ook protestanten voedt. En goed.
Vilsterse Allee, Achterveldsweg, Dalmsholterdijk. Het duurt even voor ik het in de gaten heb. Mijn vrouw rijdt steeds langzamer. Bangigheid natuurlijk. Ze trekt zo wel bij. Ik houd het gas voluit. Het motortje loopt als een naaimachientje. Een luidruchtig naaimachientje, maar toch.
Ik kijk eens achterom. De afstand wordt nu wel erg groot. In de verte zie ik hoe ze wenkt; die armzwaai komt mij wat geërgerd voor. Misschien is er iets. Jawel, er is iets. De Puch proest, mijn vrouw niet. De motor stottert en kucht nog wat, en stopt. Mijn vrouw ook. En kijkt wat hulpbehoevend rond.
Pareltje
Geen probleem. Toen ik mij nog per Mobylette en Zündapp verplaatste gebeurde dat ook geregeld. Een pareltje in de bougie of een vuiltje in de vlotterkamer. Ik probeer het haar uit te leggen, maar ze heeft bij pareltjes andere associaties. Mijn overtuigende verhaal slaat niet aan, de Puch ook niet.
De beschermkap maar even loshalen dus. Ik kijk om mij heen, voel in mijn zakken, tast achter het zadel. Nergens gereedschap. Zelfs geen bougiesleutel. Die had je vroeger toch wel als eerste EHBO-gereedschap in je broekzak zitten. Gelukkig, in plaats van de bougiesleutel is de iPhone gekomen.
Binnen tien minuten rijdt René van der Beeke voor. Hij kijkt zelfs niet naar de haperende bromfiets, sjort onmiddellijk een andere Puch uit de bestelbus.
Vort maar weer. Het zingt en fluit weer onder de helm. Morgen weer op de fiets, natuurlijk. Maar vandaag even terugrijden in de tijd, die goede oude tijd. Opnieuw de stoerheid van een 16-jarige ervaren.
Om ten slotte te concluderen dat niet alles slechter is geworden.
Brinken, belten en essen
Tuinen van Mien
Een ontspannend verblijf in het Vechtdal begint in Dedemsvaart. Niet om die stad zelf, die de allure van turf maar niet voorbij komt; de leegstand in de winkelstraten is groot, een bruisend centrum ontbreekt. Maar de tuinen van Mien Ruys vergoeden veel; ze dwingen je tot onthaasten. Na een paar uur zwerven door een keur aan lusthoven ben je klaar voor de rust van het Vechtdal.
De kwekersdochter Mien Ruys begon al in 1924 in de moestuin van haar ouders te experimenteren. Ze probeerde haar ideeën over vormgeving uit, zocht naar plantencombinaties, paste nieuwe materialen in de tuin toe. Dit groene laboratorium van 25.000 vierkante meter leverde uiteindelijk dertig verschillende tuintypes op. Ruys gebruikte de ideeën rond kastelen en landhuizen, villa’s en stadswoningen, maar voelde zich ook niet te goed om een eenvoudig balkontuintje te bedenken.
Tien stijltuinen hebben de status van rijksmonument, de overige tuinen zijn gemeentelijk monument. Mien Ruys werd oud, en werkte lang door. Daardoor vormen haar stijltuinen een overzicht van bijna een eeuw tuinarchitectuur. Ruys was al 94 jaar toen ze verzuchtte: „Treurig dat het eens ophoudt, ik ben nog lang niet klaar.”
Kleine Belties
Het begin van vakantiepark De Kleine Belties was niet anders dan veel andere parken en campings: een stukje grond bij de boerderij waarop wat tenten konden staan. Bijna zeventig jaar geleden vroeg de gemeente Hardenberg aan Jan Hakkers mee te helpen wat toeristen naar het Vechtdal te lokken. Dat wilde Jan wel. Hij richtte zich vooral op christelijke kampeerders. De kleine camping is inmiddels uitgegroeid tot een flink vakantiepark, waar in het hoogseizoen meer dan 2000 mensen bivakkeren. Naast tenten staan er vooral stacaravans en bungalows. De meeste worden via De Kleine Belties verhuurd. En nog steeds het liefst aan een christelijke achterban. Het geeft de camping een ons-kent-onssfeer; het recreatieprogramma bevat ook een wekelijks Bijbeluurtje.
Zeventig jaar en twee generaties verder is het vakantiepark nog niet af. Er worden nieuwe bungalows gebouwd, het restaurant wacht op uitbreiding en bij het overdekte zwembad is een wellness met sauna en bubbelbaden gepland. Allemaal liefst nog dit jaar gerealiseerd, als De Kleine Belties zichzelf feestelijk in het zonnetje zet.
De Rheezerbelten
Op een steenworp afstand van een ander vakantiepark, De Belten, ligt De Rheezerbelten. De grote Saksische boerderij herbergde indertijd de recreatieruimte van de camping. Nu is het een zelfstandig centrum met een pannenkoekenrestaurant, een bistro en zalenverhuur voor ”vergaderingen, feesten en partijen”, wat het verschil tussen die laatste twee ook moge zijn. De bistro met centraal een open haard en een gewelvenplafond straalt een intieme sfeer uit. De menukaart is aangepast aan het seizoen en aan de streek.
Brinkdorp Rheeze
Rheeze vormde samen met de es, de rivier, de hooilanden en de heide een gesloten landbouwsysteem. Voedsel kwam vooral van de omliggende akkers (op de es) die bemest werden met de uitwerpselen van schapen en jongvee, vermengd met heideplaggen. De Brink was verzamelplaats van vee. Momenteel woont er slechts één boer aan de Brink, de andere huizen hebben uitsluitend een woon- of horecabestemming. Een van de huizen staat niet aan, maar op de Brink; een onderscheid om prat op te gaan.
Aán de Brink bouwen Astrid Fidder en haar man aan De Rheezer Kamer, een luxe bed and breakfast, een koffiekamer, een winkeltje voor streekspecialiteiten. Alles afgestemd op de rust en sfeer van het brinkdorp. En na de koffie een korte wandeling naar de rivier. Daar waar de Vecht op z’n mooist is, bij het Marskampveer.
Voor de Vecht hoef je geen haast te maken
Het Vechtdal straalt gastvrijheid uit; komt d’r in. Alles is opgeruimd, het grind rond de boerderijen is aangeharkt, de was van de lijn gehaald. Zelfs op maandag krijg je het idee dat het morgen zondag is.
Verslonzing en verval kom je hier niet tegen, de Vechtdaller zit er graag netjes bij en toeristen mogen meeprofiteren. Want zoals de Vecht leeft bij de gratie van water, zo het Vechtdal bij de toeristen. Ze vormen een belangrijke bron van inkomsten. Twee miljoen overnachtingen zorgden in 2016 voor 70 miljoen euro omzet en voor 4000 banen. Onder de toeristen zijn kampeerders en huurders van vakantiehuisjes sterk vertegenwoordigd.
Getallen zijn vooral belangrijk voor degenen die het Vechtdal aan de man moeten brengen. De toerist laat zich door de grote aantallen toeristen niet afschrikken. Waarom zou hij? Het Vechtdal heeft een groot absorptievermogen. Natuurlijk, de terrassen zitten in het hoogseizoen vol. Maar wie 50 meter het bos inloopt, komt alleen nog stilte tegen.
De grootste attractie van het Vechtdal is uiteindelijk de rivier de Vecht zelf. Beroepsvaart kom je er niet meer tegen, pleziervaart slechts mondjesmaat. En dan nog meestentijds een verhuurde roeiboot of kano. Aan de rivier liggen tal van campings, verborgen achter riet of groepjes bomen. Hier en daar duikt een visser op, die aan de oever zijn hengeltje uitwierp. De altijd stromende Vecht laat de tijd even stilstaan. Over vijftig jaar, als toeristen hun tent 5.0 opzetten, zal de Vecht nog steeds de Vecht zijn. Voor de Vecht hoeven we geen haast te maken.