Geschiedenis

Veel onduidelijkheid rond watersnood 1953

Het aantal slachtoffers van de watersnood in 1953 blijft onduidelijk. Er zou ook veel grondiger onderzoek moeten worden gedaan naar de ramp die Nederland –donderdag 65 jaar geleden– trof.

L. Vogelaar
30 January 2018 20:41Gewijzigd op 16 November 2020 12:31
beeld Watersnoodmuseum
beeld Watersnoodmuseum

Dat stelt drs. A. Kuijvenhoven, die jarenlang een groot deel van zijn tijd in het onderzoek naar de watersnood stak. „Het boek ”Een straat in een dorp onder water” –over de Julianastraat in Oude-Tonge– heb ik in 2013 vooral geschreven om het voor mezelf een keer af te ronden. Mijn onderzoeksmateriaal ligt in archieven; en het moest een keer klaar zijn.”

Toch kan de voormalige sociaalwetenschappelijk onderzoeker uit Vlaardingen het soms niet laten weer aan de bel te trekken. „Vorig jaar nog, toen de NOS weer met zekerheid meldde dat er 1836 mensen zijn omgekomen. Ik kreeg als antwoord dat men het officiële aantal aanhoudt. Niemand kan echter een lijst van 1836 of 1837 namen aanleveren. Die ís er ook niet.”

Het Rode Kruis publiceerde in september 1953 1791 namen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) noemde begin 1954 het aantal 1835. Dat aantal kreeg daarna een status die het volgens Kuijvenhoven niet verdient. Vele jaren later werd het eerst 1836 en toen 1837, toen bleek dat er twee kinderen aan toegevoegd moesten worden die kort na de geboorte omkwamen.

Weinig onderzoek

Kuijvenhoven deed ruim acht jaar geleden een poging het juiste aantal vast te stellen. Op zijn oproepen meldden zich verschillende families. „Ik heb dezelfde maatstaf gehanteerd als bij verkeersslachtoffers: als iemand binnen dertig dagen na de watersnood overleed en er een duidelijk verband met de ramp was, telde ik die mee. Zo kon het aantal 1791 met zeker tien worden uitgebreid. Maar dat zijn er nog geen 1837.”

Niet dat Kuijvenhoven het aantal zo belangrijk vindt, maar dat dit cijfer als vaststaand gegeven wordt aangehouden en steeds weer wordt gekopieerd, is volgens de Vlaardinger typerend voor de wijze waarop er met de geschiedschrijving van de watersnood wordt omgegaan. „Er worden heel veel ooggetuigeverslagen vastgelegd, en uiteraard zijn die belangrijk. Maar er verschijnen nauwelijks publicaties van enig niveau die wat dieper graven. Grondig onderzoek is er ook na 65 jaar nog maar heel weinig gedaan. Het wordt de hoogste tijd dat het Watersnoodmuseum die leemte gaat opvullen en zijn status als kenniscentrum daarmee waarmaakt.”

Nu blijven er volgens de onderzoeker misverstanden bestaan. „In mijn boek over Oude-Tonge noem ik een voorbeeld: de burgemeester werd voor straf overgeplaatst, terwijl de dijkgraaf mocht blijven en later met veel lof afzwaaide. Als je echter nagaat wat er in de stormnacht misging, was de dijkgraaf daarvoor veel meer verantwoordelijk dan de burgemeester.”

Slecht onderzocht

Zo is er volgens Kuijvenhoven nog veel niet of slecht uitgezocht. „Hoe komt het dat tal van slachtoffers van Schouwen-Duiveland niet geïdentificeerd zijn, terwijl dat op Goeree-Overflakkee, dat minstens zo zwaar getroffen is, slechts voor één persoon geldt? Ik mis de bereidheid om de gebeurtenissen grondig uit te zoeken, te analyseren en daarover in discussie te gaan.”

Wat betreft het aantal rampslachtoffers: „Het CBS is niet bereid het aantal te heroverwegen en beroept zich op zijn eigen gegevens uit 1954. Maar die gegevens blijken onvindbaar. Die zijn verdwenen. Ook andere instanties houden vast aan het getal 1837, zonder dat het onderbouwd kan worden.”

Want wie tel je allemaal mee? „Er zijn in de rampnacht drie Nederlandse schepen vergaan; waarom zou je die bemanningen niet meerekenen?” vraagt Kuijvenhoven zich af. „De duinwachter van Zijpe overleed tijdens zijn werk door een hartstilstand; is hij ook geen slachtoffer? Er zijn twee militairen tijdens bergingswerk onder een vrachtwagen terechtgekomen. Indirect zijn ze slachtoffers van de watersnood.”

Ruzie rond herdenking

Een eenduidige maatstaf is er niet, volgens de onderzoeker. „Twee broers kwamen tegelijk om, de ene werd als watersnoodslachtoffer beschouwd, de andere niet, waarschijnlijk doordat ze in verschillende gemeenten woonden die niet hetzelfde beleid hanteerden. Er zijn ook gevallen meegeteld waarbij je vraagtekens kunt plaatsen, zoals een kind in Dordrecht dat werd aangereden toen het naar het water stond te kijken.”

Dergelijke situaties hebben tot ruzies rond herdenkingen geleid. „Het snijdt door je hart als het slachtofferschap van een dierbare niet wordt erkend; dat is me duidelijk geworden uit reacties die ik op mijn oproepen heb ontvangen.”

Meer over
Watersnood 1953

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer