Hoogleraar Bovenberg: Goede economie is gericht op de ander
Een nieuwe lesmethode voor economie waarin niet geld maar relaties centraal staan, komt maar moeilijk van de grond. De Tilburgse hoogleraar economie Lans Bovenberg werkt al sinds 2015 aan zo’n lesprogramma voor met name middelbare scholen.
De ontwikkeling van de methode wordt financieel mogelijk gemaakt door de Goldschmeding Foundation. Deze stichting, opgezet door de oprichter van uitzendconcern Randstad, miljardair Frits Goldschmeding, wil liefde meer centraal stellen in de economie. Hoewel scholen er nog niet warm voor lopen (zie kader) blijft Bovenberg aan zijn methode werken.
Dat neemt niet weg dat hij teleurgesteld was. „Het is nooit leuk om te horen dat er onvoldoende belangstelling is voor iets waar jij heel warm van wordt. Daarna kwam ook nieuwe motivatie om het anders te doen. Het is me duidelijk geworden dat ik niet alleen een boek moet neerleggen – zo simpel is het niet. Ik moet docenten meenemen.”
Waarom lopen docenten er niet warm voor?
„Hun belangrijkste drijfveer is zorgen dat hun leerlingen goede cijfers halen voor het examen. En ze vinden dat dit nu wel goed gaat. Ze hebben daarom onvoldoende interesse in een methode die meer nadruk legt op menselijke relaties en samenwerken. Als een docent vlak voor zijn pensioen zit, is het ook niet makkelijk heel iets nieuws te gaan doen. Mijn les is dat ik zelf meer de relatie met docenten moet aangaan en hen moet inspireren.”
Waarin verschilt uw lesmethode met de gangbare lesprogramma’s?
„Het huidige economisch onderwijs gaat nog te veel uit van de homo economicus, iemand die zelfzuchtig is en rationeel beslissingen neemt. Maar dat is vaak een versimpeling: recent onderzoek laat zien dat mensen niet altijd op zichzelf gericht zijn en ook liefdevol en altruïstisch kunnen zijn. Leerlingen moeten leren wanneer ze welk model moeten gebruiken. Als een telefoonwinkel een gratis telefoon aanbiedt, moet een kind snappen dat zoiets niet kan en dat de verkoper vooral bezig is met zijn eigen belang. Maar als kinderen huiswerk maken met een vriend of vriendin, moeten ze begrijpen dat de ander best geïnteresseerd is in hen, en dat ze kunnen samenwerken.”
Waarom is zo’n lesmethode belangrijk?
„Jongeren moeten leren dat het in de economie niet alleen gaat om geld, maar om wederzijds belang en samenwerken. Lange tijd is het beeld neergezet dat je vooral aan jezelf moet denken, ook al gaat dat ten koste van anderen. Dat beïnvloedt de cultuur, dat heeft ook de economische crisis wel laten zien. Maar goede economie gaat over het je verplaatsen in de ander en proberen tot een deal te komen waar beide partijen voordeel van hebben. Anders komt samenwerking niet van de grond. We zullen daarin altijd fouten maken: soms willen we samenwerken, soms zijn we zelfzuchtig. Je zag het al bij het volk Israël in de Bijbel: als het alleen aan zichzelf dacht, alles deed wat God verboden had en niet voor armen en wezen zorgde, kwamen er vijanden en rampen.”
Het waren met name christelijke scholen die interesse hadden in uw lesprogramma. Zien andere scholen het vooral als christelijke methode?
„Aan mij zit een christelijk luchtje, omdat ik over mijn geloof geen blad voor de mond neem. Maar we willen niet alleen christelijk Nederland bereiken. Daarom zijn ook mensen buiten christelijke kring bij dit programma betrokken. Scholen kunnen juist hun eigen accent leggen. Reformatorische scholen kunnen meer nadruk leggen op het zondige in de mens, die regels nodig heeft. Meer liberale scholen kunnen meer het accent leggen bij het goede van de mens en de vrije markt. Deze onderwijsmethode helpt scholen vanuit hun eigen levensbeschouwing het vak economie te geven.”
Wat gaat u nu doen?
„De bedoeling is samen met leraren te experimenteren in de les. Dat doen we met een groep van 45 personen die interesse hebben in de lesmethode. Dat zijn docenten, maar ook lerarenopleiders. Dat moet leiden tot drie katernen over de thema’s gedragseconomie –zijn mensen wel altijd rationeel en zelfzuchtig?–, samenwerken en geld. In september moeten er twee katernen klaar zijn, die een aantal scholen gaan uitproberen. Daarnaast willen we onze kijk op economie een plek geven in de opleiding van leraren. Want inspirerende leraren zijn de sleutel.”
Wanneer denkt u dat scholen uw methode gebruiken?
„De definitieve versies van de katernen kunnen op zijn vroegst in 2019 worden gebruikt. Voor een complete methode ben je weer een jaar verder. Het idee is dat scholen die vanaf 2020 kunnen gebruiken. Dat is een jaar later dan we in 2015 hadden gepland. Belangrijk is dat scholen er vertrouwen in hebben dat de methode leerlingen opleidt voor het examen.”
Zijn er straks wel uitgevers die er brood in zien?
„Het is spannend, maar daar ga ik wel van uit. We bieden niet alleen materiaal aan, maar werken samen met docenten en lerarenopleiders. Bovendien is de Goldschmeding Foundation bereid een deel van de ontwikkeling te betalen. Normaal moet de uitgever ook mij betalen, maar dat hoeft nu niet. Het doel is nog steeds dat 30 procent van de scholen ermee gaat werken.”
Kan minister Slob (Voortgezet Onderwijs) nog wat voor u betekenen, bijvoorbeeld door te sleutelen aan de examendoelen?
„Dat is een proces van vele jaren. Voorlopig willen we leerlingen beter opleiden voor het huidige examen. Niettemin heb ik wel ideeën over de vraag wat scholieren voor het economie-examen moeten kunnen. Bijvoorbeeld dat we leerlingen een socialer mensbeeld moeten bijbrengen dat meer aansluit bij recente ontwikkelingen in de wetenschap. Als Arie Slob geïnteresseerd is in een gesprek daarover, ben ik daar graag toe bereid.”
Minderheid scholen loopt warm voor eerste versie
Uitgeverij Blink uit Den Bosch constateert dat slechts 15 procent van de middelbare scholen interesse heeft in de methode die Bovenberg ontwikkelt, en dat deze daarom commercieel niet haalbaar is. Het lespakket is pas rendabel als 25 procent van de scholen ermee werkt, aldus de uitgever.
Bij de scholen die wél belangstelling hebben, gaat het vooral om orthodox-christelijke scholen en vrije scholen. Bovenberg benadrukt echter dan zijn methode niet alleen bedoeld is voor christelijke scholen.
De econoom wil nu economiedocenten en lerarenopleidingen bij zijn plannen betrekken. De Goldschmeding Foundation, die de ontwikkeling van het lesprogramma financieel mogelijk maakt, steunt deze nieuwe aanpak, die afgelopen najaar is ingezet. Algemeen directeur Michiel de Wilde constateert dat het meer tijd kost om de lesmethode op de markt te brengen. De stichting heeft de benodigde middelen verschaft om de nieuwe aanpak uit te voeren, stelt hij. „De verwachting is dat wij nog geruime tijd samen zullen optrekken met de heer Bovenberg bij de innovatie van het economieonderwijs.”
Op elke school waren er wel docenten geïnteresseerd in de lesmethode, zegt directeur Jorien Castelein van Blink. „Maar dat leidt niet meteen tot de beslissing zo’n lesmethode in te voeren.”
De oorspronkelijke plannen van Bovenberg brachten volgens haar te veel vernieuwing in één keer met zich mee. „De combinatie van nieuwe inhoud, meer interactie in de lessen en veel digitaal werken was een te grote stap. Het is verstandig dat meer geleidelijk te doen, in overleg met docenten en onderzoekers, zodat je samen kunt uitvinden hoe het vak eruit moet zien”, meent Castelein. „Dat is beter dan van bovenaf een methode lanceren.”