Opinie

Column: De levensredders

Zo verslaan wij honger… Zo redden wij levens… Zo maken wij het eerlijker… Zo creëren wij mogelijkheden. Met deze slogans probeert Oxfam Novib, een van de grootste Nederlandse ontwikkelingsorganisaties, donateurs aan zich te binden.

Evert-Jan Brouwer
16 January 2018 10:18Gewijzigd op 16 November 2020 12:24

Dagelijks komen er berichten over armoede langs. Hoe beïnvloeden ze onze manier van denken over armoede? Kijken we naar mensen in ontwikkelingslanden als zielige slachtoffers, als nobele of juist gevaarlijke wilden? Of als individuen die hun eigen problemen moeten oplossen?

Vorige week dinsdag promoveerde mediawetenschapper Mirjam Vossen op die vraag. Ze keek naar nieuwsberichten over ontwikkelingshulp, zowel van kranten als van ontwikkelingsorganisaties. Vossen ontdekte dat er negen verschillende verhalen over armoede de ronde doen. Bijvoorbeeld het verhaal ”ieder voor zich” (laat arme mensen zelf hun situatie verbeteren), ”dreigend onheil” (armoede is een gevaar voor ons, denk aan migratie of enge ziekten) of ”slachtoffer” (armen zijn buiten hun schuld in de ellende gekomen).

Hulporganisaties bleken mensen in ontwikkelingslanden nogal eens te beschrijven als slachtoffers van tragische omstandigheden buiten hun macht. Ze komen voedsel tekort, leven in onveilige situaties, hebben onderdak nodig. De organisaties portretteren zich als onmisbaar om de problemen op te lossen. Als levensredders, probleemfiksers. Om bij donateurs geld op te halen, is het verleidelijk de zaken zo voor te stellen.

Ook christelijke ontwikkelingsorganisaties kunnen er niet omheen: hoe communiceren we over ons werk? Vanuit christelijk oogpunt zien we mensen in ontwikkelingslanden als medeschepselen met gaven en talenten, met wie we de samenwerking aangaan om problemen op te lossen. Zo gauw we hen zien als slachtoffers, worden we zelf weldoeners op een voetstuk, terwijl we inbreuk maken op hún menselijke waardigheid.

Bij Woord en Daad hebben we enkele jaren terug onze visie opnieuw onder woorden gebracht: „Woord en Daad verbindt vanuit Bijbels perspectief mensen wereldwijd in de strijd tegen armoede.” In ons wereldwijde werk zoeken we naar effectieve combinaties van mensen, kennis, organisaties en middelen. Om sámen armoede te bestrijden. In Vossens indeling past de visie van Woord en Daad in het verhaal ”Global Village”. De wereld is een dorp geworden. Landen en mensen zijn met elkaar verbonden en op elkaar aangewezen. Ze zijn samen verantwoordelijk voor het oplossen van problemen. Terugkijkend kan ik zeggen dat wij het ‘slachtofferverhaal’ niet nodig hadden om voldoende geld te kunnen werven voor ons werk…

Interessant is wat Vossen schrijft over de pers. Gemiddeld genomen hebben journalisten een goede kennis van de materie. Zo weet 72 procent van de journalisten dat extreme armoede in de afgelopen decennia is gedaald, tegen 18 procent van het Nederlandse publiek. Toch schrijven ze vaak niet over de positieve ontwikkelingen. Ellende doet het beter bij de lezers. De Telegraaf zet arme mensen vaak als slachtoffers neer. De NRC maakt nogal eens een punt van corrupte Afrikaanse leiders. Die weergave kan voor een deel kloppen, maar als dit altijd het verhaal is, is het eenzijdig. Zo dragen kranten bij aan de instandhouding van een te negatieve publieke opinie over armoede en wat we daaraan kunnen doen.

Het onderzoek is zo een belangrijke spiegel voor de media, ook voor het RD. Ik eindig met een compliment aan de manier waarop journalist Ab Jansen met zijn artikelen de najaarsactie voor leprozen in Myanmar onder de aandacht bracht. Niet inspelend op gevoelens van zieligheid, maar evenwichtig en met respect schrijvend. En heel belangrijk: Ab Jansen zag in de leprozen zijn medemensen, hij maakte contáct met hen: „Haar gezicht was afzichtelijk geworden en was nog het best te vergelijken met een framboos waarin twee ogen en een mond zaten. Ik kan u geen foto van haar laten zien, want er zijn situaties waarin ook iemand van de media afstand moet bewaren… En een schrijvend journalist, wat doet die? Ik heb de neiging om, al pennend in mijn notitieblok, te verzakelijken. Door uitvoerig naar informatie te vragen en gegevens over ”oorzaken, omstandigheden en gevolgen” te noteren. In beide houdingen –fotograferen en schrijven– is de boodschap dezelfde: „Ik doe mijn werk, maar ben er zelf even niet bij.” Ik heb me aangeleerd om mezelf op zo’n moment weer bij de les te halen. En dat ”ik ben er even niet” in te wisselen voor ”hier ben ik en ik luister”.” En: „Ik ben er met heel mijn kwetsbaarheid, een en al oor en een en al oog.””

Zulke journalistiek over ménsen in armoede vind ik vakwerk. Ze draagt bij aan langdurige betrokkenheid op onze verre naasten.

Evert-Jan Brouwer is politiek adviseur Woord en Daad.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer