Cultuur & boeken

Illustratoren en illustraties: van Marie d’Orléans tot Fiep Westendorp

Karikaturen van het scheppingsverhaal, de illustraties bij de verhalen van Jip en Janneke en stripverhalen over de kerkdienst. Deze onderwerpen en meer komen in ”De verbeelder verbeeld(t)” aan de orde.

Henrieke Koster
15 January 2018 11:53Gewijzigd op 16 November 2020 12:24
Gioia Smid beschrijft de transformatie van Jip en Janneke.  beeld uit besproken boek
Gioia Smid beschrijft de transformatie van Jip en Janneke. beeld uit besproken boek

Het boek bevat uiteenlopende bijdragen die negentiende- en twintigste-eeuwse Nederlandse illustratoren en hun werk voor het voetlicht halen. Het is samengesteld door Jos Koldeweij, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Radboud Universiteit, en zijn dochter Anna Cecilia Koldeweij.

In ”De verbeelder verbeeld(t) worden de verbeelding, de kunstenaar en zijn werk op verschillende manieren benaderd door een aantal deskundigen. In 46 bijdragen, die bestaan uit tekst en illustraties, worden de verbeelding en illustraties van Nederlandse illustratoren van de negentiende eeuw tot nu behandeld. Onderwerpen zoals het werk van de beeldhouwster prinses Marie d’Orléans van Frankrijk (1865-1909), de onderwijsillustrator J. H. Isings (1884-1977) en het Russische prentenboek in Nederland van 1929 tot 1931 komen aan de orde.

”De verbeelder verbeeld(t)” is een vervolg op ”De verbeelders. Nederlandse boekillustratie in de twintigste eeuw” van Saskia de Bodt, emeritus hoogleraar illustratie aan de Universiteit van Amsterdam vanwege de Fiep Westendorp Foundation en echtgenote van Jos Koldeweij.

Kerkdienst

Uitgever Eva Cossée bespreekt in ”Gij zult geen beeltenis maken” het werk van de Zeeuwse „ex-gelovige” en beeldend kunstenaar Liesbeth Labeur. In haar twee stripverhalen ”Op weg en reis” en ”Een lamp voor mijn voet” vertelt Labeur over het leven van Neeltje, een jong meisje dat opgroeit in een Zeeuws bevindelijk gereformeerd gezin. Neeltje heeft een rijke fantasie en kan zich niet concentreren tijdens de kerkdienst. In haar gedachten haalt ze acrobatische toeren uit.

In haar beschrijving van Labeurs werk tekent Cossée deze leefwereld als een wereld waar dagelijks uit de Statenvertaling gelezen wordt en psalmen uit de achttiende eeuw gezongen worden. De conclusie die zij hieruit trekt, is erg stellig en kort door de bocht: „Een beeldcultuur kent deze gereformeerde wereld niet. ”Gij zult geen beeltenis maken”, zeggen de tien geboden. In de boekenkast bij een gereformeerd gezin zal hooguit een geïllustreerde kinderbijbel staan naast de boeken van W. G. van de Hulst, geen catalogi met kunstreproducties.”

In Labeurs tweede boek ”Een lamp voor mijn voet” beeldt zij Neeltje af met een zware, zwarte sporttas op haar rug. De tas is met haar lichaam verstrengeld. Het is onmogelijk om zich van deze last, de last van haar strenggereformeerde opvoeding, te bevrijden. Cossée merkt hierbij op: „De zware problematiek, die Labeur subtiel neerzet, bereikt de lezer juist door de tekeningen, die soms licht en grappig en soms duister zijn.”

Iconen

Van een heel andere aard is de bijdrage van kunsthistorica Gioia Smid, beheerder van Fiep Westendorps oeuvre en artistiek directeur van Fiep Amsterdam. In haar stuk ”De leeftijd van Jip en Janneke en de Leerstoel voor Illustratie vanwege de Fiep Westendorp Foundation” beschrijft zij de evolutie van het bekende Nederlandse duo Jip en Janneke door de jaren heen. Daarbij gaat zij terug naar het allereerste begin van het duo: het verhaal ”Twee bezempjes”, dat in 1952 in dagblad Het Parool verscheen. Hiervoor tekende Westendorp twee bezempjes met elk een hoofdje in silhouet.

Vervolgens legt Smid uit dat de hedendaagse Jip en Jannekeafbeeldingen op de producten van HEMA, niet de Jip en Janneke van vroeger zijn. „Die ‘oude’ Jip en Janneke waren kinderen van een jaar of zes, zeven met een vrij naturalistische anatomie. De lengte van hun armen en benen is anatomisch kloppend met hun leeftijd. Hun hoofden staan op een nekje en hebben bovendien de eivorm die in die jaren karakteristiek is voor het werk van Fiep.”

In de jaren tachtig vroeg kinderblad Bobo aan Westendorp of zij Jip en Janneke in kleur wilde tekenen, schrijft Smid. Westendorp plaatste de tweedimensionale zwart-witte figuurtjes daarom in een driedimensionale gekleurde omgeving. Verder begon zij aan een ”restyling” van de twee kindertjes. De nieuwe Jip en Janneke werden kleuters van vier jaar oud. Hun lichaampjes zijn nu gedrongen, hun hoofdjes rond en hun armpjes kort. Smid: „Jip en Janneke zijn niet alleen jonger, ze zijn ook karikaturaler, ze staan verder af van ‘echte’ kinderen. Het zijn iconen geworden, bijna pictogrammen.” Zo werden de kindertjes de Jip en Janneke die wij allemaal kennen.

Bladerboek

”De verbeelder verbeeld(t)” bevat zeer uiteenlopende bijdragen. Van historische persoonsbeschrijvingen tot recensies van kunstwerken en oeuvres. De onderwerpen reiken van Drentse landschappen van schilder Vincent van Gogh (1853-1890) tot een geïllustreerd scheppingsverhaal van Peter Vos waarbij de Schepper en de eerste mensen op een kinderlijke, karikaturaal aandoende manier zijn getekend.

In de bijdragen valt niet echt een lijn te ontdekken. Het boek lijkt fragmentarisch, het biedt geen compleet overzicht van de beschreven periode. Het is ook onduidelijk op welke manier de onderwerpen zijn geselecteerd. Wel geeft het boek een goede indruk van de variatie en de breedte in de Nederlandse illustraties van de negentiende eeuw tot heden. De grote hoeveelheid afbeeldingen maakt de chaotisch aandoende opzet enigszins goed. Het is voor illustratieliefhebbers een aardig boek om door te bladeren, maar voor een gedegen periodebeschrijving zal de lezer verder moeten zoeken.

Boekgegevens

”De verbeelder verbeeld(t). Boekillustratie en beeldende kunst”, Anna Cecilia Koldeweij en Jos Koldeweij (red.); uitg. Vantilt, Nijmegen, 2017; ISBN 9789460043628; 256 blz.; € 29,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer