Gezondheid

Tuchtrechter: Goede palliatieve zorg peilt ook behoefte mantelzorger

Mantelzorger zijn valt niet altijd mee. Dat geldt zeker wanneer deze zorg wordt verleend aan een geliefde die stervende is. Wat mag een vrijwilliger in zulke situaties verwachten van beroepskrachten, zoals de thuiszorgverpleegkundige of de huisarts? Wanneer schieten zij in hun begeleiding tekort?

15 January 2018 14:46Gewijzigd op 16 November 2020 12:24
beeld Istock
beeld Istock

1. geschil

Thuis overlijden. Dat was altijd de grote wens van de inmiddels hoogbejaarde en diepdementerende vrouw. Al jaren wordt ze liefdevol verzorgd door haar man. Kinderen heeft het echtpaar niet.

Bij het ouder worden stapelen de zorgklachten zich op. De vrouw kampt met een lage bloeddruk en valt geregeld flauw. Als ze 83 is, volgen er meerdere ziekenhuisonderzoeken; vrijwel allemaal met ernstige uitslagen. Nierfalen, longontsteking, een tumor in de lever met uitzaaiingen.

Als haar toestand tijdens een tiendaagse ziekenhuisopname stapje voor stapje achteruit gaat, zetten ziekenhuis en echtgenoot de zaken op een rij. Besloten wordt om af te zien van belastende vervolgonderzoeken, de medicatie te beperken tot het hoogstnoodzakelijke en de patiënte gelet op haar wens weer over te brengen naar haar woning. Een transferverpleegkundige van het ziekenhuis moet erop toezien dat de palliatieve thuiszorg goed geregeld is. Zij schakelt een thuiszorgorganisatie in en praat ook de huisarts van het echtpaar bij.

De dag na het ziekenhuisontslag legt een thuiszorgverpleegkundige een huisbezoek af. Hij polst of de man zich realiseert dat hij zich moet voorbereiden op een naderend einde. De hoogbejaarde vrouw is deels comateus en reageert niet meer op pijnprikkels. Langzaam zakt ze weg. Puttend uit zijn ervaringen schetst de verpleegkundige in algemene bewoordingen zo goed mogelijk hoe de laatste dagen van de patiënte er waarschijnlijk uit zullen zien.

Weer een dag later komt een huisarts langs. Hij is eerste waarnemer van de vaste huisarts en kent het echtpaar goed op grond van eerdere contacten. Ook hij bereidt de echtgenoot voor op naar verwachting enkele dagen van wachten en alert zijn. Uit voorzorg seint hij ook alvast de huisartsenpost in.

Na zijn vertrek blijft de echtgenoot in zijn eentje achter. Het wordt rustig in huis, maar niet voor lang. Het is tegen tienen ’s avonds als de ademhaling van zijn vrouw steeds duidelijker hoorbaar wordt, en ook begint te stokken. Gejaagd belt hij de huisartsenpost, met de vraag: Is dit het moment waarop hij de familie moet waarschuwen? De triagiste van de post antwoordt bevestigend maar zover komt het niet meer: nog diezelfde nacht wordt hij weduwnaar.

Ruim een halfjaar later treffen de man, de waarnemend huisarts, de thuiszorgverpleegkundige en de triagiste elkaar; bij het medisch tuchtcollege in Den Haag. De weduwnaar heeft de drie beroepskrachten aangeklaagd. Hij vindt dat ze hem in de kou hebben laten staan.

2. standpunten

Waar komt het verwijt van de man in de kern op neer? Tegenover de tuchtraad zet hij uiteen dat uitvoerig besproken is of het verantwoord was dat hij zijn vrouw thuis zou verzorgen. Het antwoord was: ja. De beroepskrachten zouden meekijken en taken overnemen als dat moest.

Dat laatste is niet gebeurd, is zijn klacht. Geen van de drie had hem ervoor gewaarschuwd dat de toestand van zijn vrouw plotseling achteruit zou kunnen gaan. Door die nalatigheid, zo redeneert hij, stond hij er in haar stervensuur alleen voor.

Concreet is zijn beschuldiging dus dat de waarnemend huisarts en de thuiszorgverpleegkundige het ergste scenario, namelijk dat zijn vrouw al binnen afzienbare tijd zou overlijden, ten onrechte niet met hem hebben doorgesproken. Door de huisartsenpost voelt hij zich afgescheept. De triagiste rondde af na te hebben beaamd dat het zaak was de familie te waarschuwen. Ze polste zelfs niet of de komst van een arts gewenst was, is zijn klacht.

3. oordeel

De tuchtraad wimpelt de klager niet af; integendeel. Hij is het met de weduwnaar eens dat met name het optreden van de thuiszorgverpleegkundige en de triagiste niet de schoonheidsprijs verdient.

De verpleegkundige zou de man ook psychosociale zorg verlenen, zo wordt in het zorgplan benadrukt. Daarbij past een anticiperende houding, vindt de raad. Oftewel: de vooruitblik op de laatste uren is ten onrechte uitgesteld. Ook de triagiste had volgens de raad proactiever moeten optreden en explicieter hulp moeten aanbieden. Vanwege de overdracht was de situatie haar immers bekend. Alleen de huisarts treft volgens het college geen blaam.

Het uitdelen van straffen gaat wat de deskundigen betreft een stap te ver, maar de klachten tegen de verpleegkundigen van de thuiszorg en de huisartsenpost worden wel gegrond verklaard. Als signaal dat het passend voorbereiden van mantelzorgers op het verlies van een huwelijkspartner onderdeel is van goede palliatieve zorg.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer