Toen wendden zij zich tot de eeuwige Fontein
Met de dood van ”meester Bijl” ging een van de laatste getuigen van ons heen van een traditie van geleerde schoolmeesters die nog niet waren aangevreten door nivellering, emancipatie en ambitie. Zij bleven zichzelf.
Twee dagen na het Kerstfeest stonden we op een dodenakker in de Hoeksche Waard. Een gure wind joeg over het kale kerkhof en dreef een kleine schare dicht bijeen rondom het graf van ”meester Bijl”. Adrianus Pieter Bijl was 78 jaar oud geworden. Hij was elf jaar ziek geweest, en had zelf al eerder zijn twee zoons Jilles (in november 2003) en Adriaan (in november 2015) ten grave gedragen.
Meester Bijl –meer dan 25 jaar was hij verbonden aan de School met de Bijbel te Goudswaard– was voor mij vader Bijl. Hij was de vader immers van mijn beste vriend Jilles Bijl, met wie ik in Utrecht studeerde, met wie ik samen op kamers woonde en die mij opvolgde als uitgever van het fonds van De Groot Goudriaan. Hij nam me mee naar zijn ouderlijk huis aan de Burg. Zahnweg, om mij met nauw verholen trots aan zijn vader (én zijn moeder, op wie hij zo dol was) voor te stellen. Onvergetelijke weekenden en avonden heb ik er doorgebracht, in lange gesprekken met meester/vader Bijl.
Oud hervormd
Hij belichaamde een traditie die we misschien het beste kunnen typeren als ”oud hervormd”. Alles wat naar het neogereformeerde neigde, was hem vreemd en onsympathiek, en hij wenste in geen enkel hokje te passen. Hervormd was hij in de specifieke lijn van (zeg maar) ds. Wijnmaalen en ds. Rijken. Met eigen accenten dus, en zonder het voor zichzelf in geestelijk opzicht erg breed te hebben.
In het oude, mooie kerkje sprak ds. B. Reinders. Bijl was een man geweest, zo zei hij, met een „diepe eerbied en hartelijke liefde voor het werk van God in de harten van zondaren”. Hij leefde een leven van „gemis en ootmoedig uitzien.” Tot op het laatst: hij had op zijn sterfbed niet meer gesproken. „En de bedelaar stierf”, stond er op zijn rouwkaart.
Maar de meditatie ging over het vaste fundament Gods uit 2 Timotheüs 2. Die leidde de gedachten naar een oude brief van de geestverwante, Montfoortse predikant J. H. Koster aan zijn paauwiaanse vriend Herman Jonker: alles hebben in Christus, en daar toch zo weinig van weten omdat het pakket ingepakt blijft.
Geleerd
Meester Bijl was een individualist. Hij volgde zijn hart, en dat ging uit naar studie en kennis en niet naar een positie. Hij bleef gewoon meester, ging niet besturen of dirigeren. Hij kon, naar het woord van mr. G. Holdijk, geen leiding velen en had er geen behoefte aan het te geven. Zijn gedetailleerde weten droeg hij over aan de kinderen, in Bijbelverhalen en vertellingen over de natuur en de geschiedenis.
Hij was geleerd, maar liet daarvan pas iets zien toen Jilles uitgever was geworden. Toen schreef hij een boek over Willem van Oranje, stelde hij een bloemlezing van de Gedenkklank samen en vertaalde hij preken van Rutherford en het boek van Wumkes over het Friese Reveil.
Toen we elkaar deze zomer voor het laatst spraken, ging het onder meer over de Sermonen van Niclaes Peeters en de evangelist Anthonie Veldhuizen, vriend van Wulfert Floor. Meester Bijl kende ze echt. Ze waren zijn vrienden.
Meester Bijl kwam uit de school van de oude Driestar. Zijn generatie ging nog niet naar de universiteit, maar leerde aan de voeten van Hage en Florijn meer dan hun kleinkinderen nu aan de universiteit. Misschien wel het beste wat de gereformeerde gezindte ooit heeft voortgebracht: deze generatie van erudiete schoolmeesters, die nog niet waren aangevreten door nivellering, emancipatie en ambitie.
Trouw getuige
Honderd jaar geleden waarschuwde een gereformeerde predikant, ds. J. C. Sikkel, zijn neogereformeerde tijdgenoten voor de gevolgen van ambitie en emancipatie: „De tijd is een andere geworden. De eenvoudige flinke gereformeerde vaders van vroeger hebben nu knappe zonen, knappe koppen, voortgebracht. Zonen, die relaties hebben en die erkenning vinden in de brede kring van knappe mannen. Zonen, die geknipt zullen zijn voor (…) de levenspraktijk en de praktische politiek, zonder ook geheel de kerkgang na te laten of zich voor een psalm te schamen. Deze knappe mannen zullen ook niet zijn zonder Bijbel, en ze zullen ook wel enkele goede boeken uit de vroegere periode in hun boekerij hebben; — maar weet ge, ze zullen knappe mannen zijn zoals je-weet-wel dat verstaat… Sinds zagen wij er reeds honderden te gronde gaan, zonen en dochteren van gereformeerden huize, ”gereformeerd” gebleven misschien, maar principieel verloren; thuis geraakt in hogere zaken, kringen en praktijken, en in hogere studiën, knap geworden en praktisch in een denken en leven waarin geen gereformeerd beginsel geldt. (…) In deze nood zijn wij allen! God zij ons genadig!”
Meester Bijl behoorde tot de echt knappe koppen die hun leven lang geen concessies hebben gedaan, niet aan de buitenwereld, niet aan de binnenwereld. Zo wens ik hem mij te herinneren: als trouwe getuige van een traditie die op het spel staat.
Wie Dante en Lewis kent, zal het mij vergeven dat ik, na het lezen van de rouwkaart, dit voor mijn ogen zag verschijnen: dat Jilles en Adriaan, in het koor van die schare die niemand tellen kan, kort na het overlijden van meester Bijl zich even hebben omgedraaid en hebben geroepen: „Pappa!” Er was alleen maar vreugde op hun gezicht, de vreugde van vervuld verlangen en uitzien. Meester Bijl weende, maar toen was het alsof een onzichtbare hand de tranen van zijn ogen afwiste. En daarna hebben zij zich van elkaar afgewend, ze glimlachten, maar niet naar elkaar, en wendden zich tot de eeuwige Fontein.