Column (ds. J. Belder): Kerstborrel
Voor ons doemt in toenemend duister over de slechts maanbelichte weg een medeweggebruiker op. De bestuurder eist de hele weg voor zichzelf op. Voortdurend neemt hij bezit van alle rijbanen. Zonder aanleiding slingert hij van links naar rechts. Ook zijn tempo is verrassend onberekenbaar. Het komt enkele malen tot een bijna-botsing. Wij houden afstand en peinzen over de oorzaak. Een mens in labiele toestand, levensmoe, acute ernstige gezondheidsproblemen? Een iPhone of andere Phone die afleidt? Of zweeft deze mens op een wolkje beschonkenheid? Plotseling gaat hij er met hoge snelheid vandoor.
Thuis blader ik nog vlug even de kranten door. In NRC Handelsblad trekt een foto van een kluwen feestende mensen mijn aandacht. Opgehokt in een enge ruimte, die benauwend oogt. Het artikel gaat over een door alcohol doordrenkte werkcultuur. Over het bedrijfsfeest, de vrijdagmiddag, netwerk- en kerstborrel. Beloning van een week hard werken. Of misschien wel om de treurnis van die week te laten verdampen, of te helpen doorstaan. Dat alcohol onprofessioneel en grensverleggend gedrag stimuleert, overmoedig maakt en seksuele losbandigheid aanwakkert, wisten we natuurlijk allang. Maar waarom er dan niet onmiddellijk mee stoppen?
Trouw doet diezelfde dag verslag van het boek ”Dinner with Darwin”. Wij stammen af van de apen, pepert de auteur ons nog maar eens stevig in. Plotseling valt mijn oog op een passage dat we ruim 8000 jaar geleden begonnen zijn met alcohol te nuttigen. Maar alcohol is lichaamsvreemd en dodelijk, aldus de schrijver. Echter, ergens in het lange evolutieproces ontwikkelden we het enzym dat raad weet met alcohol. Wat het evolutionaire nut daarvan is, wil me niet duidelijk worden. Wel denk ik onwillekeurig aan de vele dodelijke ongelukken veroorzaakt door alcohol. Ook dit jaar. Onze feestjes worden soms heel duur betaald.
In het vroegere Kampen was ”Mejuffrouw Hendriks” een bekende verschijning. Na haar overlijden verscheen er een boekje aan haar gewijd: ”Veertig jaar evangeliste”. Passeerde zij een café met het bordje ”volledige vergunning”, dan stapte ze naar binnen en verzekerde de kroegbaas dat hij zich vergiste. „U hebt namelijk geen vergunning van God.” Ooit maakte zij een versje over ”volledige vergunning” en ”verboden toegang” en wenste dat men die twee zou omwisselen.
En wat heeft dit verhaaltje nu te maken met Kerst? Misschien had ds. Jac. van Dijk toch niet helemaal ongelijk toen hij verzuchtte dat heel wat kerkleden meer op hebben met Lukas Bols dan met Lukas 2. Een valse beschuldiging, of kende hij zijn pappenheimers?