Christelijk leidinggeven is voorgaan én volgen
Bijbels leiderschap is niet zelf ruimte innemen en jezelf groter maken, maar juist zo klein mogelijk worden en anderen ruimte geven om te groeien en te bloeien, betoogt prof. dr. A. Huijgen.
Onlangs mocht ik me voor een bijdrage aan een boek wat verdiepen in (christelijk) leiderschap, om er een theologische visie op te ontwikkelen. Al snel leerde ik dat leiderschap wat anders is dan management. Leiderschap is invloed uitoefenen op het gedrag (van jezelf of van anderen), met resultaten voor ogen. Het vereist dus strategisch inzicht.
Management daarentegen gaat over effectiviteit en efficiëntie. Nuttig, maar het gaat daarbij meer over het goed doen van de dingen dan over de goede dingen doen. Leiderschap gaat over beide.
Leiderschap heeft vooral te maken met gezag, slechts in mindere mate met macht, hoewel macht wel nuttig kan zijn. Macht heeft te maken met het vermogen om iets te bereiken. Gezag is meer een relationeel begrip: gezag wordt door een ander aan jou toegekend. Het is dus geen statisch gegeven maar voortdurend in ontwikkeling. Net als leiderschap.
Je kunt jezelf een hele leider vinden, maar als niemand je aanwijzingen opvolgt, moet je dat beeld toch herzien. Er zijn ook mensen die formeel geen leidinggevende rol hebben maar wel degelijk leidinggeven. Hoe doe je dat, op een christelijke manier?
De leerlingen van Jezus krijgen de positie van discipelen, volgelingen, terwijl er maar één Meester is. Als Jezus’ discipelen willen uitmaken wie van hen het geschiktst is om leider te zijn, wordt dat in de evangeliën buitengewoon negatief gewaardeerd. Jezus houdt Zijn discipelen voor dat wie de meeste is juist de knecht moet worden. Is er dan nog wel ruimte voor leiderschap? Ik wil een bescheiden voorstel doen om voorgaan (leiden) met volgen te verbinden.
Bonhoeffer
Voor wat navolging is, ga ik te rade bij Dietrich Bonhoeffer. Deze Duitse theoloog kwam in verzet tegen de nazi’s, was betrokken bij een aanslag op Hitler, werd gevangengenomen en op 9 april 1945 vermoord.
De achtergrond van Bonhoeffers bekende boek ”Navolging” is: veel mensen spraken wel over genade, maar dat werd strooigoed, goedkope genade. God vergeeft het toch wel, het komt allemaal wel goed. Genade werd een grote witwasoperatie, waarbij de schuldigen vrijuit gingen. Daar werd door de nazi’s misbruik van gemaakt.
De kernzin van navolging is: alleen de gelovige gehoorzaamt en alleen de gehoorzame gelooft. Hoe past dit bij leiderschap?
Voor Bonhoeffer is navolging binding aan de persoon van Jezus Christus. Hij is de Middelaar, wat wil zeggen dat Hij in het midden van mijn leven al mijn relaties bepaalt. Ik ken iemand niet meer direct maar via Christus.
Dat geldt ook voor de relatie tot mezelf. Ik kan mezelf wel heel geweldig of heel verschrikkelijk vinden, maar via Christus de Middelaar leer ik zien dat het met mij enerzijds nog heel veel erger is dan gedacht: eerlijk in de spiegel zien wat er allemaal mis is met mij. Tegelijkertijd zie ik dat ik meer geliefd ben dan ik ooit had gedacht. Ik ben, met de woorden van Luther, tegelijk zondaar en gerechtvaardigde.
Maar wat heeft dit met leiderschap te maken? Heb je iets aan dat volgen, als je moet voorgaan?
Hoogste kracht
Toch wel. Dat Christus in het midden staat, heeft voor Bonhoeffer namelijk nóg een betekenis. Hij komt niet pas ergens aan de randen van ons leven binnen, als wij het ook niet meer weten. Alsof we pas dáár God zouden tegenkomen, als we iets wetenschappelijk niet meer kunnen verklaren of als onze mogelijkheden om leiding te geven, zijn uitgeput. Dan krijg je een God Die er alleen voor de zwakken is en alleen voor zolang ze zwak zijn. Een God Die gaten vult. Hij zoekt de mens echter op in zijn kracht en juist dáár blijkt Hij God te zijn.
Voor je leiderschap gaan betekent: jezelf geven. Jezus Christus leefde voor anderen, dat was geen zwakte maar kracht. Zijn macht kwam in onmacht openbaar. Dat Hij zwak durfde zijn, betekende juist de hoogste kracht.
Leidinggeven betekent: de plaats innemen die je in moet nemen en de beslissingen nemen die je moet nemen. Dat wil in christelijke zin zeggen: jezelf geven voor de anderen, die je nodig hebben, zoals ook Jezus Christus deed.
Benedictus
De vraag is: Hoe cultiveer je gewoonten die dit mogelijk maken? Daar zit een persoonlijke kant aan. Voor het cultiveren van een gezonde persoonlijkheid vinden we het nodige in de benedictijnse traditie. De ”regel van Benedictus” draait onder meer om verantwoordelijkheid: iets doet een bepaald appel op je, en het begint met aandachtig luisteren naar wat zich aandient. Leiderschap vraagt extra luistertalent. De stethoscoop is dan ook hét attribuut van benedictijns leiderschap. Het gaat om de kunst van het uit een situatie tevoorschijn luisteren wat er nodig is of waar een persoon nu werkelijk behoefte aan heeft. De ander mag het zeggen, dus je ego mag niet in de weg staan.
Christelijk leiderschap begint dus bij jezelf. Het is opvallend dat de regel van Benedictus buitengewoon veel aandacht geeft aan de vereisten voor de abt. Om aan zielen leiding te kunnen geven, wordt er het nodige gevraagd van zijn eigen ziel. Hij moet horen waar hij toe geroepen wordt en daaraan vervolgens ook gehoor geven. Er niet van weglopen. Leren luisteren dus. Aan de hand van dit luisteren kun je ook keuzes maken.
Deze persoonlijke kant van leiderschap gaat hand in hand met de gemeenschappelijke kant. Bedenk dat de regel van Benedictus een kloosterregel is die het samenleven van mensen regelt. De gedachte is: juist wie zijn eigen ziel cultiveert, kan ook in de gemeenschap functioneren om zo dienstbaar te zijn. Wie naar de gemeenschap vlucht omdat hij de confrontatie met zijn eigen ziel niet aankan, of wie naar de eenzaamheid vlucht omdat hij het in de gemeenschap niet uithoudt, komt nergens tot zijn recht.
Groei en bloei
In de gemeenschap komt het erop aan naar elke ander te luisteren. Collega, ondergeschikte of manager, dat maakt niet eens echt uit. Als we denken: ik wilde dat ik een collega of een leidinggevende had die zó benedictijns in het leven stond, laten we dan beginnen met zelf zo iemand te zijn.
Deze houding is uiteindelijk gericht op groei en bloei. Groeien gaat meestal niet sprongsgewijs maar geleidelijk. Als je elke dag een beetje verbetert, kom je uiteindelijk wél ergens.
Christelijk leiderschap is niet zelf ruimte innemen en jezelf groter maken, maar juist zo klein mogelijk worden (maar ook niet kleiner dan dat!), om ruimte te geven aan anderen om te groeien en te bloeien.
Uiteindelijk gaat het om ruimte geven aan Christus: Hij moet groeien, ik moet minder worden. Maar durven we Christus er ook bij te noemen? Het gaat immers soms om taaie processen, keiharde onderhandelingen en ingrijpende besluiten. Mogen of moeten we daar dan wel expliciet de naam van Christus aan verbinden?
Hoop
Veel van de kritiek op zogenaamd christelijk leiderschap is dat het met Christus zo weinig te maken heeft. Hoe kan christelijk leiderschap nu in de volle zin van het woord christelijk zijn?
Door binding aan Christus, zegt Bonhoeffer.
Door gehoorzaam te zijn, dat wil zeggen: door te luisteren naar welk appel er op je gedaan wordt, zegt Benedictus. Ruimte maken is ruimte maken voor Christus. In de benedictijnse traditie is gastvrijheid niet voor niets zo belangrijk. Misschien is het de Heere wel…
Ik wil daar nog één element aan toevoegen. Wat Bonhoeffer zegt, gaat eigenlijk over het geloof. Wat Benedictus zegt, gaat over de liefde. Ik voeg graag het accent op de hoop toe.
Hoop gaat over de toekomst: het gaat ergens naartoe, het is ergens goed voor. Christelijk leiderschap heeft te maken met de moed om telkens opnieuw te durven hopen. Niet op productiecijfers, groei en salaris. Daar kunnen mensen wel naar uitzien, maar erop hopen, er met je hele leven aan hangen… Nee, dat gaat toch niet.
Het gaat om hoop op Christus, Die naar ons toe komt en zo een weg maakt om te gaan. Augustinus zegt in een van zijn preken: „De weg komt naar u toe.” Ik lees dat als een alternatief voor autonoom mijn eigen weg vinden enerzijds, en al dwalend postmodern mijn pad zoeken anderzijds. Met een zekere evidentie doet de weg zich aan mij voor. In dit verband kunnen we een gedachte van Oepke Noordmans in herinnering roepen: Het is eigenlijk best bijzonder dat de Bijbel geen echte titel heeft. Maar als de Bijbel een titel zou moeten krijgen, dan volgens Noordmans: ”Hij komt!”
Vijf over twaalf
Als dat waar is, en ik geloof dat het waar is, dan geeft dat ook een aansporing om de weg te gaan, om hoopvol te werken. Dan is een klein stapje vooruit toch een stapje vooruit. En als de gebrokenheid blijft, is er toch een manier om eroverheen te kijken.
Nu wordt hoop altijd bedreigd door het cynisme van: ”je weet wat je hebt en je weet niet wat je krijgt”. Gebrek aan hoop maakt dat je vast komt te zitten. Elke verandering wordt een bedreiging. Helaas zie je soms dat mensen zich aan allerlei zekerheden proberen vast te klampen en daardoor steeds angstiger worden. We zijn allemaal mensen. In dit opzicht is er geen onderscheid tussen bestuurders en medewerkers.
In het pastoraat kwam het mij altijd als helpend voor dat ik me kon voorstellen dat de rollen omgekeerd waren: ik de patiënt en die ander de pastor, als er een paar dingen anders waren gegaan in onze levens. Allemaal moeten we durven voorgaan, durven volgen.
Hoop heeft te maken met de erkenning dat de dingen voorbijgaan. Alles is tijdelijk. We moeten telkens weer verder. Totdat…
Christelijk leiderschap weet van hoop, persoonlijk en gezamenlijk. Hoop die perspectief biedt in hopeloze situaties. In de Bijbel zie je hoe Israël telkens door God gered wordt, maar op het laatste moment. Of voor ons gevoel nog ná het laatste moment, vijf over twaalf.
Dat betekent dat er nog altijd te hopen valt. Wie op Christus hoopt, komt niet beschaamd uit.
De auteur is hoogleraar systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij hield op het symposium in verband met het afscheid van Gijsbert Buijs bij Eleos, op 28 november. De auteur is toezichthouder bij Eleos en publiceerde onlangs met Dick Both en Alex de Bruijn ”Nieuw leiderschap. Van bezitten naar delen”.