Uit het gezelschapsleven
Nauw verbonden met het godsdienstige gezelschapsleven van de negentiende en de twintigste eeuw was het opstellen van bekeringsgeschiedenissen. In het boek ”Van ’s Heeren wegen” worden er vier herdrukt die tegenwoordig alleen maar antiquarisch en dan nog met veel moeite te verkrijgen zijn. Een vijfde verschijnt voor de eerste maal.
plattekst (u15,1,0(De eerder verschenen geschiedenissen gaan over Adriaantje Witvliet-de Waal (geboren 1809), afkomstig uit Middelharnis, Hugo Peters (1833-1894) uit Waddinxveen, Jan Hamelink (1875-1931) uit Kruiningen en zijn vrouw Abelina Wolthuis (1865-1934) en Adriana Boender (1848-1935) uit Nieuw-Beijerland. De bekeringsgeschiedenis die nu voor het eerst verschijnt, gaat over Pieter Fraanje (1815-1862) uit Borssele, grootvader van de bekende Barneveldse predikant J. Fraanje.
Vaak zijn de herinneringen autobiografisch, soms heeft een nabestaande de gebeurtenissen op papier gesteld of aangevuld. We lezen over wederwaardigheden, veel armoede en plaatselijke kerkelijke gebeurtenissen. Bekende predikanten komen soms in de verhalen ter sprake. Bij Pieter Fraanje bijvoorbeeld ds. L. G. C. Ledeboer, die Fraanjes kind dat gedoopt zou worden, treffend toesprak met de woorden: „Gij hebt een arme vader in de natuur, maar een rijke in Christus.” Hij liet het daar niet bij, maar gaf de vader ook nog drie rijksdaalders in de hand.
Bij Jan Hamelink, zelf een tijdlang ouderling in Rotterdam, lezen we over ds. Van Vliet en ds. L. Boone. Duidelijk wordt dat deze voorgangers de taal van dit volk spraken.
Bekeringsweg
Toch vormen de herinneringen aan deze predikanten, de vermelding van allerlei tijdsomstandigheden, alsook de houding ten opzichte van de verschillende kerken uit hun dagen niet de hoofdmoot van deze verhalen. Centraal blijft telkens weer de nadruk op de bekeringsweg, de uitreddingen uit de zielennood en de nauwe omgang met God in het geestelijk leven. Daarover voelde men zich gedrongen om te spreken en te schrijven. Met een eenvoudig gedichtje maakte Adriana Boender dat bijvoorbeeld duidelijk, toen zij het zo formuleerde:
„Ik spreek hier zo in dit geschrift,
omdat het in mijn ziel is ingegrift.
De ziel die steeds met Hem verkeert,
En Gods nabijheid is gegeven,
Wordt denkende van God geleerd,
Om in ’t vertrouwen vast te kleven.”
De inleider van de autobiografie van Adriaantje de Waal, een man die zich alleen met ”V.” aanduidde, schreef dat het doel van de overledene was geweest „om te vermelden wat de Heere naar Zijn vrijmachtig welbehagen aan haar ziel heeft willen doen, door haar te trekken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht; zij heeft dat geschreven om God de eer te geven voor Zijn genade aan haar bewezen en om haar naasten te stichten.”
Ongekunsteld
De bevindingen worden vaak op ontroerende en tedere wijze meegedeeld. Soms ook wat onbeholpen, maar de schrijver van het verhaal over Pieter Fraanje was zich daarvan wel bewust. Deze verontschuldigde zich met de woorden dat hij „een diep onkundig en ongeleerd mens” was en verzocht om hem daarin lankmoedig te dragen. Dat zal de lezer niet moeilijk vallen, want de verhalen zijn zodoende ook voor veel gekunsteldheid bewaard gebleven. Deze levensgeschiedenissen van een aantal kinderen des Heeren, waarin vooral Gods verborgen omgang met zielen waar Zijn vrees in woont de aandacht krijgt, hebben erdoor aan waarde gewonnen. Temeer omdat de uitgever de ouderwetse spelling heeft aangepast en ten behoeve van de leesbaarheid tussenkopjes heeft toegevoegd.
N.a.v. ”Van ’s Heeren wegen. Genade verheerlijkt in zondaarsharten”, door A. Bel (red.); uitg. Den Hertog, Houten, 2004; ISBN 90 331 1775 4; 165 blz.; € 14,90.