Liturgie raakt het hart
De liturgie is in veel kerkelijke gemeenten een heikele kwestie. Vaak gaat het om de vraag of er tijdens de dienst ruimte is voor een gezang of een lied, soms om het wel of niet ritmisch zingen van een psalm. Wanneer de argumenten daarbij niet verder komen dan het gevoelsniveau, blijven discussies oppervlakkig en naïef. Liturgie is geen kwestie van smaak; het is dienst aan God.
Jarenlang waren liturgische vernieuwingen niet aan orthodox-christelijke gemeenten besteed. In het grote geheel van de Nederlandse Hervormde Kerk van destijds lag dat anders. De liturgische beweging, onder leiding van de Haagse ds. J. H. Gerretsen en de Groningse hoogleraar prof. dr. G. van der Leeuw, had aan het begin van de twintigste eeuw grote invloed op het denken over liturgie.
Voor orthodoxe gemeenten bleef dit ver van hun kerkelijk bed. Inmiddels is het beeld echter behoorlijk gewijzigd. In veel hervormd-gereformeerde gemeenten en christelijke gereformeerde kerken liggen liturgische vragen op de kerkenraadstafel. Doorgaans is het vooral de vraag of er in de eredienst ruimte is voor het zingen van gezangen.
Lastig
Daarmee zitten kerkenraden met een lastig probleem, want liturgie is een gevoelig onderwerp. Ze raakt het hart. De invoering van de psalmberijming van 1773 leidde destijds tot een heus psalmenoproer. Ook als veranderingen in de liturgie vandaag niet voor zulke ophef zorgen, blijft het feit dat vernieuwingen voor de een niet snel genoeg gaan, terwijl voor de ander elke verandering een stap op het hellend vlak is. Soms zijn ze voor mensen zelfs reden om de kerkelijke gemeente te verlaten.
Het vraagt van kerkenraden daarom wijsheid om het gesprek over liturgie op een geestelijke manier te voeren; en evenzeer van gemeenteleden, want een gesprek voer je samen. Daarbij helpt het niet om de discussie te beperken tot het al dan niet zingen van gezangen en liederen. Liturgie is immers meer dan dat.
Discussies over liturgie zijn vaak mensmiddelpuntig van aard. Ze gaan bijvoorbeeld over de vraag hoe kerkdiensten voor jongeren aantrekkelijker kunnen zijn. Achter de reële zorg over jonge mensen tijdens de kerkdienst zit soms zelfs een platte vraag verborgen: hoe stellen we hun ouders, veertigers met een kerkelijke midlifecrisis, tevreden? De vraag naar liturgische veranderingen komt immers vaak van volwassenen, over de rug van jongeren heen.
Overigens zijn de verwoede pogingen om vragen over liturgie eindeloos te parkeren in beleidsplannen of zelfs te negeren evenmin een teken van geestelijk leiderschap. Alles vooral bij het oude laten, kan net zo goed mensmiddelpuntig zijn. Zowel eigenzinnige vernieuwingsdrang als star conservatisme zijn een bedreiging voor de liturgie. Beide keren staan namelijk mensen en hun opvattingen in het middelpunt, terwijl de vraag moet zijn: is de liturgie dienst aan God?
Verschraald
Op dit punt wreekt zich een verschraald liturgisch besef. In een gereformeerde eredienst draait het om de preek. De liturgie lijkt dan vooral een versiering van de kerkdienst. Calvijns inspanningen voor een psalmberijming laten echter zien dat gemeenteleden geen figuranten zijn bij de preek van de predikant; ze nemen deel aan de liturgie. Gods Woord klinkt niet alleen vanaf de preekstoel, maar ook vanuit de kerkbank. Strikt genomen is het zingen niet slechts weerklank; het is meer dan antwoord op de verkondiging.
Bijbels-theologisch gaat het bij zingen om het uitzeggen van de grote daden van God, in de lofprijzing, en om het belijden van schuld voor het aangezicht van God. Liturgie is daarom geen bijkomstigheid en ze is ook meer dan alleen een kwestie van smaak. Het heeft alles te maken met theologie, met hoe mensen over God denken en hoe ze over zichzelf denken. En vooral: liturgie raakt de vraag hoe het staat met het dienen van God. Vormt de Heere het middelpunt van de eredienst?
Om de woorden van de musicoloog Jan Smelik te gebruiken: „In het algemeen weerspiegelt liturgie wat de gemeente gelooft. De kerkdienst staat niet los van wat binnen een gemeenschap beleden wordt. Liturgie is een vindplaats van theologie en spiritualiteit. Je kunt het dus ook omkeren: hoe een christelijke kerk haar liturgie viert, zegt veel over het beeld dat ze heeft van God, haarzelf en haar relatie tot God. Wensen en verlangens op het gebied van de eredienst spreken vaak boekdelen over ons Godsbeeld, het beeld dat we van onszelf hebben en hoe we onze relatie tot God zien.”
Als de liturgie weerspiegelt wat de gemeente gelooft, houdt de praktijk in de eredienst een belangrijke spiegel voor. De vraag is hoe de gemeente de psalmen zingt. Daarbij gaat het niet om de uitvoering –ritmisch of op hele noten– maar of God in het psalmzingen de eer krijgt, en mensen zich voor Hem verootmoedigen.
Ontdekkend is het als openbaar komt dat de liturgie dode gewenning is. Hetzelfde geldt voor het zingen van gezangen of liederen in de eredienst. Vernieuwingsdrang is een slechte raadgever. Want wat als de liturgie vooral weerspiegelt dat de gemeente gelooft in vernieuwing, terwijl er niets te merken is van een hartelijke betrokkenheid op God? Alle reden dus om zondag de liturgie te volgen en te beleven; en om de vraag te stellen of het echt om de ontmoeting met de Eeuwige gaat.
Verdieping
Gesprekken over liturgie vragen daarom om verdieping. Vanuit dat perspectief is het onbegrijpelijk, en zelfs naïef, als kerkenraden bij hun bespreking over het zingen van gezangen en andere liederen in de eredienst de Woordverkondiging onbesproken laten. Een gesprek over de inhoud van de preek brengt immers diepte aan: hoe spreekt de gemeente over God, en hoe kijkt ze naar zichzelf? Zonder antwoord op deze vragen werken veranderingen in de liturgie vooral de oppervlakkigheid in de hand. Verstard conservatisme trouwens niet minder.
Liturgie moet niet in de eerste plaats bij de tijd zijn, ze is een middel om mensen bij God te brengen en dicht bij hun eigen hart. En vooral: om de daden van God te gedenken. Niet voor niets zit er in de eerste hoofdstukken van het Lukasevangelie zo veel liturgie. Maria, Zacharias, Simeon, en niet te vergeten: het engelenkoor – ze zeggen Gods grote daden uit. Tot eer van God en tot heil van mensen.
Vragen rondom liturgie zullen de kerkenraadstafels blijven bereiken. Ze kunnen duiden op het hellend vlak, op geestelijke verschraling. Maar het is te gemakkelijk om alle vragen daarmee af te doen. Met de Dordtse liturgie is er alle reden om in te zetten op de psalmen. Ze vormen immers het liedboek van Israël, en wie ze meezingt, zingt in verbondenheid met Israël. Maar zelfs in Dordt voegde men al enige gezangen toe, later uitgebreid tot twaalf. Blijkbaar is er geen Bijbels bezwaar tegen het zingen van Schriftberijmingen, en zelfs van vrije liederen als de Morgen- en de Avondzang. Het aantal van twaalf kan geen principiële grens zijn; die ligt bij de inhoud van de liederen.
De beslissende vraag is of ze stroken met de Bijbelse Woordverkondiging. Of ze het heil in Christus bezingen, voor mensen die nergens recht op hebben. In discussies over liturgie vormt Kolossenzen 3:16 een belangrijke tekst. Daar gaat het over psalmen, lofzangen en geestelijke liederen. Bijbels gesproken is het blijkbaar niet koekoek één zang. Veelzeggend is echter in welk verband Paulus dit schrijft. Het vers begint met de oproep dat het Woord van Christus in rijke mate in de gemeente van Kolosse zal wonen. Hierbij zijn die psalmen, lofzangen en geestelijke liederen een hulpmiddel. Daarmee is de toon gezet voor een geestelijk gesprek over liturgie. Ze raakt immers het hart.