Echte verlossing
1 Korinthe 13:12a
„Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht.”
Job gedroeg zich mannelijk in het midden van stormen en hij sprak als een engel, maar toen de pijlen van de Almachtige hem troffen, en zijn dag veranderd was in nacht, en zijn blijdschap in droefheid, toen kreeg de duivel vat op hem en vervloekte hij zijn dag. Maar de dood maakt een einde aan inwendige alsook aan uitwendige verwisselingen. In de hemel zal de ziel niet meer verzocht worden, niet meer zondigen, geen teleurstellingen meer hebben. De dood is een andere Mozes. Hij verlost gelovigen uit de dienstbaarheid en van het maken van tichelstenen in Egypte. Het is het jubeljaar van een begenadigde ziel, het jaar waarin hij verlost wordt van al die wrede drijvers waaronder hij zo lang gezucht heeft.
De goden van de heidenen hielden de dood als het grootste voorrecht voor mensen. Toen de tempel te Delphi was gebouwd en ingewijd, werd aan het orakel gevraagd wat het beste tot beloning aan een mens gegeven kon worden. Het orakel antwoordde dat hij naar huis moest gaan, en dat hij binnen drie dagen zou ontvangen wat hij had gevraagd. En… binnen drie dagen stierf hij. Hieruit kunnen wij zien dat ook de heidenen deze waarheid toestemden dat de sterfdag van een mens zijn beste dag is, hoewel zij alleen konden zien op de verlossing van uitwendig kwaad, en op een ingebeelde hemel.
Thomas Brooks, predikant te Londen (”De sterfdag van een gelovige is zijn beste dag”, 1672)