Een risicovrije bank, dat is nostalgie
Komt het ooit nog goed tussen banken en publiek? De consument heeft in ieder geval geen echt positief gevoel. Maar een risicovrije bank –wat sommigen in feite willen– is een nostalgisch fenomeen.
De financiële bedrijven hebben het verprutst. Zij waren met hun ingewikkelde en riskante avonturen op de markten van het grote kapitaal verantwoordelijk voor de crisis van 2008. En daarna hield het niet op. Er ontstond gedoe over bonussen, er waren schandalen met het Libor-tarief en met renteswaps voor mkb’ers. Ouderen mopperen dat het kantoor bij hen in de buurt verdwijnt, spaarders zijn ontevreden over de lage rente –al ligt de schuld daarvan bij de ECB in Frankfurt– en ondernemers hoor je klagen dat het heel moeilijk is om krediet te bemachtigen.
De banken laten tegenwoordig ieder jaar gezamenlijk peilen hoe het staat met het vertrouwen dat zij genieten in de samenleving. In het jongste rapport krijgen zij een 2,9 op een schaal van vijf punten. Weliswaar ietsje meer dan de 2,8 van vorige keer, maar het is op een schaal van tien slechts een mager zesje. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard, zien we opnieuw. De sector stelt in een bericht zelf vast: er is nog altijd veel werk aan de winkel.
Ook FBD Bankmensen, een detacheerder van financiële professionals, kwam vorige maand met een onderzoek. Twee cijfers vielen op. Bijna driekwart van de ondervraagden wil weten wat banken met hun tegoeden doen en 55 procent vindt dat een bank expliciet toestemming moet vragen –dat gaat wel erg ver– om gebruik te maken van het saldo op de rekening. Het achterliggende idee is dat de centen van burgers niet mogen worden aangewend voor financiering van risicovolle of omstreden activiteiten, zoals leningen voor de wapenindustrie.
Klinkt hier een pleidooi voor terugkeer naar de ouderwetse spaarbank? De meest bekende was de Rijkspostspaarbank (RPS). Mensen brachten er, via het postkantoor, hun geld. In hun boekje werd het bedrag bijgeschreven, met stempel en handtekening. Genoemde instelling investeerde de inleg in veilige staatsobligaties. Daar kon weinig mee misgaan. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw vervaagde echter het onderscheid tussen spaarbank en algemene bank. Klanten vroegen om meer diensten van de bank. RPS ging op in de Postbank en later in ING.
Het financiële stelsel maakte sindsdien een enorme ontwikkeling door. Denk alleen al aan de globalisering. De hoeveelheid toevertrouwd spaargeld schiet te kort om te kunnen voldoen aan de vraag naar leningen. Banken moeten de internationale markten op, zijn betrokken bij enorme transacties, handelen met beleggers.
Toch is na de crisis nadrukkelijk de vraag opgeworpen over de wenselijkheid van een splitsing van de grote spelers in een nutsbank en een zakenbank, ofwel spaarbank en durfbank, in risicomijdende en risicovolle operaties. Het liep op niets uit. Brussel deed een vergeefse poging om het te regelen. Kortgeleden trok de Europese Commissie haar voorstel in. Er zat geen enkele beweging meer in de onderhandelingen.
En al die boze en bezorgde spaarders dan? Willen zij het heft in eigen hand houden, dan rest weinig anders dan de optie om het geld op te bergen in een solide kluis. Dan missen zij uiteraard een rentevergoeding; al doet dat momenteel, bij de huidige percentages, weinig pijn.
Of is crowdfunding misschien een alternatief? Dan weet je in ieder geval waar je geld voor wordt ingezet. Maar, aan dit moderne product zitten ook weer risico’s.