Cultuur & boeken

De gelukkigste uren met Marx en Lenin

Met zijn baard en kleding leek Karl Marx op zijn grootvader de rabbijn. Karls vader liet echter het joodse geloof varen, omdat hij alleen als christen advocaat kon zijn. En de jonge Karl preekte zelfs dat elk geloof een gevaarlijke uitvinding van mensen was. Het waren die voetsporen waarin later ook Lenin ging.

6 November 2017 22:48Gewijzigd op 16 November 2020 11:53
Buste van Marx en Lenin. beeld Amazon
Buste van Marx en Lenin. beeld Amazon

Bij de familie Marx was alles vuil, kapot of versleten. Dat schreef de spion vanuit Londen aan de Pruisische regering, zo meldt Gareth Stedman Jones in zijn biografie ”Karl Marx. Grootheid en illusie”. Op de keukentafel lagen papieren, boeken en kranten van de vader, het speelgoed van de kinderen en de naaispullen van de moeder. En alles was besmet met sigarenas.

De brieven van Marx (1818-1883) bieden geen ander beeld. Het gezin groeide sneller dan de inkomsten. Toen Marx kort na de geboorte van een baby de huur niet bij elkaar kon krijgen, zette de huisbaas het gezin op straat.

Karl Marx en Jenny von Westphalen kregen zeven kinderen. In Londen moesten ze er vier begraven. Bij de dood van de kleine Franziska in 1852 moest Marx bij vrienden bedelen om 2 pond voor de kist.

De kinderen hadden vooral zwakke luchtwegen. Een erfelijk probleem, dachten ze. Maar de industriestad Londen droeg er ook aan bij, evenals de kolendamp en tabaksrook in huis.

Revolutie

Karl werkte als journalist. Hij stuurde vanuit Londen artikelen naar de Neue Rheinische Zeitung. Volgens de onderkop was dat een „orgaan voor de democratie.” Democraten waren echter vooral republikeinen, en die spraken openlijk over revolutie. Om die reden liet de koning van Pruisen Marx in de gaten houden.

Vanuit Londen werkte hij ook als Europees correspondent voor de New York Daily Tribune. Zijn artikelen waren niet zozeer verslagen maar vooral beschouwingen over het geïndustrialiseerde Europa.

In de leeszaal van het British Museum stelde hij zich goed op de hoogte. In Marx’ visie werd de arbeider uitgebuit. Een timmerman die planken tot een deur verwerkte, werd met een paar centen afgekocht en de winst ging naar de baas. Volgens Marx had de arbeider echter recht op alle „meerwaarde.” Hierom zouden arbeiders vroeg of laat de macht grijpen.

De spion beschreef Marx als „intellectuele bohemien.” Zich wassen en verzorgen deed hij niet, hij hield ervan om „dronken te worden”, werkte soms dagen niet, maar zodra hij inspiratie had, ging hij weer dag en nacht door.

Een klus afmaken was moeilijk. Zijn grote werk, ”Das Kapital” uit 1867, kostte hem vijftien jaar. In een brief klaagde hij dat hij zijn „tijd verspilde aan geld verdienen”, en dat alleen de „nacht overbleef voor het echte werk.” Toen het af was, had hij geen geld voor postzegels om het bij de uitgeverij in Hamburg te krijgen.

Ondanks enkele erfenissen keerde de spiraal van schulden steeds terug. Karl en Jenny waren van huis uit gewend aan luxe. Volgens de spion waren er ook altijd bediendes in huis, en achtte Marx het beneden zijn stand dat de kinderen baantjes zochten.

Marx was soms genoodzaakt jassen en schoenen te verpanden, in ruil voor een lening. Wekenlang zaten de gezinsleden dan bij elkaar in een klein huis.

Geen wonder dat Jenny aan depressies leed. Geld voor behandeling of medicijnen was er niet. Als het heel erg werd, bestreden ze hun kwalen met het meest alledaagse middel: alcohol. Tegen zijn pijn in de gal en lever nam Karl ook weleens opium. Toen ook de huishoudster tegelijk met Jenny in verwachting bleek, werd het dal wel heel diep.

Aan een vriend schreef hij dat hij „het bitterste bezinksel van het leven had geproefd.” Jenny zei weleens tegen hem dat ze wenste dat ze allemaal veilig en wel in het graf lagen.

Toch bleven ze bij elkaar, en waren zelfs op elkaar gesteld. Op zijn dwaalwegen door Europa is Jenny Karl altijd gevolgd. Ze gaf geen kik toen ze uit Brussel en Parijs werden verdreven.

Ze hielp Karl heel concreet. Alles wat in klad uit zijn handen kwam, zette zij om in leesbare tekst. In haar memoires noemde ze dit de „gelukkigste uren van mijn leven.”

Intussen was hij leider van de internationale Bond van Communisten. Binnen die beweging zelf was het ook een klassenstrijd van jewelste. Ieder die Marx tegensprak, kon rekenen op zijn „snijdende minachting”, schreef iemand die hem op congressen had meegemaakt.

Rusland

In Rusland werd ”Das Kapital” een succesnummer, ondanks de strenge censuur. Als de boeken heel saai leken en ook nog eens over de Engelse industrie gingen, zagen de censoren weinig gevaar. Die inschatting bleek al snel fout.

”Das Kapital” was niet altijd het lievelingsboek van Vladimir Iljitsj Oeljanov (oftewel Lenin, 1870-1924), schrijft Victor Sebestyen in ”Lenin. Leven en legende”. Dat was en bleef ”De negerhut van oom Tom” van Harriet Beecher Stowe.

Net als Marx had Lenin een welgestelde achtergrond. Hij radicaliseerde na de doodstraf op zijn broer Alexander in 1887. Die was betrokken bij een aanslag op tsaar Alexander III.

Lenin was en bleef zeer eenvoudig, zo toont Sebestyen. In zijn kleding zonder opsmuk kon hij zo voor arbeider doorgaan. Zijn schoenen waren altijd gepoetst en aan zijn jasje ontbrak nooit een knoop. Als jongeman stofte hij al dagelijks zijn kamer, en dat hield hij later ook in het Kremlin vol. Verliet hij zijn kantoor, dan vergat hij nooit het licht uit te doen.

Lenin ergerde zich eraan dat anderen op grote voet gingen leven zodra ze minister werden. Lenin en zijn vrouw Nadja werden vrijwel nooit gezien in het Kremlinrestaurant. Als balling en als partijleider leidde hij een leven van soberheid en discipline.

Ook zijn drift en woede veranderden nooit. Onder de radicalen won hij debatten eenvoudig door zijn tegenstander uit te putten of te beledigen. Wie het niet met hem eens was, was een schoft en een ploert. En liegen kon hij als geen ander.

Zijn kracht was dat hij moeilijke dingen eenvoudig kon verwoorden. Een menigte arbeiders toespreken kon je aan niemand beter overlaten dan aan Lenin.

Afwachten

Hij ontdekte Marx als jongvolwassene. En dat in Rusland, dat zich steeds meer ontwikkelde tot politiestaat. De geheime dienst Ochrana hield alles in de gaten.

Lenin was betrokken bij de oprichting van een revolutionair krantje en werd betrapt. Daarvoor moest hij drie jaar naar Siberië. Het kwam neer op een verbanning naar een boerenstulp in plaats van een werkkamp. Het klimaat in dit deel van Siberië was zelfs Italiaans.

Als banneling mocht hij trouwen met Nadja. Samen met haar moeder trok ze bij hem in. Voor Nadja werden dit de gelukkigste jaren, zei ze later. Lenin jaagde veel en werkte aan zijn eerste boek over het kapitalisme in Rusland. Nadja droomde van een „klein vogeltje”, maar het paar is altijd kinderloos gebleven.

Na Lenins vrijlating besloten ze Rusland te verlaten en verbleven vooral in Zwitserland. Net als Marx hield Lenin zich bezig met het schrijven van artikelen.

Na de Februarirevolutie van 1917 keerde hij weer terug. De Voorlopige Regering was natuurlijk veel te gematigd. Onder marxisten woedden echter felle debatten of de arbeidersrevolutie moest worden afgewacht of juist afgedwongen. Anderen zeiden dat er in Rusland geen arbeiders waren, omdat het geen industrieel land was.

Lenin was geen man van afwachten, en plande de staatsgreep op 7 november, nu honderd jaar geleden (volgens de juliaanse kalender in oktober). Het verdrijven van de verzwakte Voorlopige Regering kostte weinig moeite.

Het communistische Rusland werd een spiegelbeeld van de tsarentijd. Het beloofde parlement was snel weer afgeschaft. Elk verzet werd de kop ingedrukt. „Hoe kun je een revolutie voltooien zonder executiepelotons”, zo vroeg Lenin.

Voor een intellectueel als Lenin waren doden geen mensen, louter getallen, schrijft Sebestyen. Waarschijnlijk heeft Lenin in zijn leven alleen maar de dode lichamen van naaste familieleden gezien. Verspild bloed bleef voor hem iets theoretisch.

Misschien valt dit te verklaren vanuit de materialistische leer van Marx. Daarin geldt elke zingeving die uitstijgt boven het stoffelijke als zelfbedrog. Zo bezien is bloed gewoon vloeistof. Tot een sterke ethiek leidt zo’n orthodox materialisme niet.

Enkele jaren na de revolutie begon de graanvoorraad te nijpen. De boeren produceerden minder in de nieuwe orde. Lenin gebruikte deze hongersnood om de bevolking op te hitsen tegen de kerk. „Juist nu, nu de hongerige bevolking zelfs mensenvlees eet en er duizenden lijken langs de wegen liggen weg te rotten (…) moeten we op genadeloze wijze de waardevolle spullen van de kerk in beslag nemen.” Een staaltje van „cynische wreedheid”, zegt Sebestyen

Bindwerk

Het boek over Marx van Stedman Jones is een ”intellectuele biografie”, wat wil zeggen dat die focust op de ideeën van Marx. Wie vooral is geïnteresseerd in het leven van de man, zal niet alles even interessant vinden. In het boek over Lenin is meer aandacht voor de persoon zelf.

Beide boeken verraden jarenlange studie. De tekst is zeer goed verzorgd, zonder dubbelloop tussen hoofdstukken of andere slordigheden. En het bindwerk is van hoge kwaliteit.

Godsdienst als opium van en voor het volk

Marx was zo arm als Job, zei hij eens, maar „niet zo godvrezend.” Dat was zachtjes uitgedrukt. Hij had een afkeer van religie. Door zijn studie in Berlijn was hij terechtgekomen in een sfeer van Schriftkritiek en atheïsme.

„God heeft Zijn bestaan aan de aarde te danken”, zei Marx. „De mens maakt de religie”, schreef hij in 1844. De zelfbewustheid is de hoogste God. Religie is een roes om de zorgen te vergeten. Kortom: „Zij is de opium van het volk.”

Opvallend is dat Stedman Jones wel het artikel van Marx (over de kritiek op Hegels rechtsfilosofie) bespreekt waarin deze religiekritiek voorkomt, maar de bekende opium-zin weglaat.

Lenin voorspelde dat de behoefte aan religie zal verdwijnen zodra de proletariërs de macht grijpen. Zelf was hij gematigd Russisch-orthodox opgevoed, maar had dit „geestelijke juk” afgeworpen. Het is de machteloosheid die doet hopen op een beter leven in het hiernamaals, zei hij in 1905.

Tot zover klinkt dit zuiver marxistisch. Maar volgens Lenin vinden ook de rijken wat in de godsdienst, namelijk een „goedkope rechtvaardiging van heel hun uitbuitersbestaan.” Religie is een bedwelmende fopspeen voor de „slaven van het kapitaal.” Kortom, het is „opium voor het volk.”

Boekgegevens

”Karl Marx. Grootheid en illusie”, Gareth Stedman Jones; uitg. Spectrum, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 0035 172 5; 879 blz.; € 49,99;

”Lenin. Leven en legende”, Victor Sebestyen; uitg. Spectrum, Amsterdam, 2017; ISBN 978 90 0035 453 5; 716 blz.; € 39,99.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer