Kerk & religie

Wonderlijke ruil

Efeze 2:4, 5b

Maarten Luther
31 October 2017 08:56Gewijzigd op 16 November 2020 11:49

„Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, door Zijn grote liefde waarmee Hij ons liefgehad heeft (…) (uit genade zijt gij zalig geworden).”

De bruid gedraagt zich in het geestelijk huwelijk alsof haar zonden de Zijne zijn en alsof Hij Zelf zou gezondigd hebben en Hijzelf in arbeid van Zijn ziel verkeerde en stierf en ter helle nederdaalde, opdat Hij in alles overwinnaar zou zijn en de zonde, de dood en de hel Hem niet konden verzwelgen.

Zo zijn deze noodzakelijkerwijs verzwolgen in Hem, in een verbijsterende tweekamp. Want Zijn gerechtigheid is de zonden van allen te sterk, Zijn leven is alle dood te machtig, en Zijn kracht tot behoud is voor heel de hel te onoverwinnelijk.

Zo wordt de gelovige ziel door de bruidsschat die haar geloof in Christus, haar Bruidegom, voor haar meebrengt van al haar zonden bevrijd, bevrijd ook van de dood en op een veilige plaats gebracht, verlost van de hel. Zij wordt begiftigd met eeuwige gerechtigheid, eeuwig leven en het heil dat haar wordt aangebracht door haar Bruidegom Christus.

Zo stelt Hij Zichzelf voor ogen een bruid, zonder vlek of rimpel, tot heerlijkheid, terwijl Hij haar reinigt door het bad in het Woord des levens, dat is door het geloof des Woords, des levens, der gerechtigheid en der zaligheid.

Zo maakt Hij haar tot Zijn bruid in geloof, in ontferming, in medelijden, in gerechtigheid. „En ik zal Mij ondertrouwen in eeuwigheid; ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden” (Hosea 2:18).

Maarten Luther,

hoogleraar in Wittenberg

(”De vrijheid van een christen”, 1520)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer