Reformatie en Balfourverklaring houden verband met elkaar
Het jaar 2017 is een gedenkjaar: 500 jaar na de Reformatie, 120 jaar na het Zionistisch Congres, 100 jaar na de Balfourverklaring en de Slag om Be’ersheva, en 70 jaar na het VN-besluit om een Joodse en Arabische staat op te richten in Palestina. Vandaag het eerste deel vanuit Israël over deze belangrijke gebeurtenissen: een gesprek met de Australische kerkhistoricus en militair historicus Kelvin Crombie.
JERUZALEM. De Reformatie heeft er deels aan bijgedragen dat Joden naar Israël konden terugkeren. Protestanten lazen in de Bijbel en wisten van de verbondenheid tussen het Joodse volk en het Beloofde Land. Historicus Kelvin Crombie: „De Reformatie en de Schrift boden een kans om welwillend tegenover de oprichting van een Joods nationaal tehuis te staan.”
Dit zijn drukke dagen voor Kelvin Crombie. Hij is namelijk betrokken bij de reis van honderd ruiters uit Australië en Nieuw-Zeeland naar Israël. Ze gaan op 31 oktober op paarden uit Israël de Slag om Be’ersheva naspelen.
Sommigen van hen hadden familieleden die als soldaten betrokken waren bij deze cruciale strijd in de Eerste Wereldoorlog. Hij verwacht dat duizenden belangstellenden uit Israël en andere landen het evenement zullen bijwonen.
Andere tactiek
Nadat het ANZAC-leger (The Australian and New Zealand Army Corps) de strijd om Gaza verloor, besloot Londen een andere tactiek te gebruiken. Het leger trok om Gaza heen en trok door de Besorvallei in de richting van Be’ersheva. Op 31 oktober 1917 leden de Turken daar een beslissende nederlaag. De opmars van de Geallieerden door Palestina kon beginnen.
Na de oorlog kreeg Groot-Brittannië het bestuur over Palestina. De mogelijkheid ontstond om daar een Joods Nationaal tehuis en een Joodse staat te creëren. Maar het is volgens Crombie belangrijk dat Australiërs deze gebeurtenis in de juiste context zien. Als ze dat niet doen, lopen ze het gevaar ten onrechte trots te worden.
Over deze context gaat het in zijn documentaire ”31 October – Destiny’s Date?”’ (31 oktober – de datum van de beschikking?). De film gaat in op het belang van deze datum in de afgelopen eeuwen.
Aan de orde komen de 95 stellingen die Maarten Luther op 31 oktober 1517 in Wittenberg in Duitsland publiceerde, het bezoek van keizer Wilhelm II aan Jeruzalem waar hij op 31 oktober 1898 de Lutherse Verlosserkerk opende, de vergadering op 31 oktober 1917 van het Britse kabinet over de Balfourverklaring en de overwinning van de Geallieerden op de Turken in de Eerste Wereldoorlog bij Be’ersheva op dezelfde dag.
Bijbel vertalen
Hij gaat ervoor zitten op het terras van Christ Church in Jeruzalem, om bij het drinken van de koffie verder in het verleden te spitten. Naast het kerkgebouw bevinden zich ook een koffiebar, een hotel, een museum en een bibliotheek met archief.
Hij wijst erop dat een belangrijk gevolg van de Reformatie was dat taalgeleerden de Bijbel gingen vertalen in levende, gesproken talen. Protestanten lazen over de terugkeer van de Joden naar het land van hun voorvaderen. De puriteinen in Engeland en de piëtisten in Duitsland vroegen zich af hoe de profetieën vervuld zouden worden. Het geloof verbreidde zich dat het Joodse volk spoedig terug zou keren naar het land van hun voorouders en in de Messias zou gaan geloven.
De geestelijke ontwikkelingen gingen gepaard met geopolitieke aardverschuivingen. De Britten richtten in 1600 de Britse Oost-India Compagnie op met het doel de handel met India te bevorderen. Het was dus flink schrikken voor de Britten toen Napoleon in 1798 Palestina binnenviel. De Britten zagen dat een Europese macht schepen naar havens in Egypte konden sturen.
Crombie zegt dat vanaf dat moment de Britten zich realiseerden dat ze alle activiteiten in het Nabije Oosten heel goed in de gaten moesten houden. Dat gebeurde in een tijd van opwekking. Christenen lazen in de Schrift en velen geloofden dat de laatste dagen waren aangebroken. Ze realiseerden zich ook dat er een Europese macht nodig was om te helpen bij de restauratie van het Joodse volk. Ze dachten dat hun natie de moderne Kores zou zijn, die hen terug zou brengen. De Perzische koning Kores liet de Joden terugkeren uit de Babylonische ballingschap.
Belangstelling
Ook onder Joden nam de belangstelling voor terugkeer naar het land van de voorvaderen toe. „Het jaar 1840 was van belang voor de ontwikkeling van het Joods nationaal bewustzijn”, zegt Crombie, die veel jaartallen in het hoofd blijkt te hebben. „Aanleiding was de bloedaanklacht tegen Joden in Damascus in 1840. De Britten vroegen de Turkse sultan de Joden toestemming te geven terug te keren. Maar de sultan bleek daar niet voor te voelen. Het idee zou 77 jaar later terugkomen.”
„Ook in Pruisen nam de belangstelling voor het land Israël toe”, vervolgt Crombie. „Koning Frederik Willem IV van Pruisen wilde van Jeruzalem graag het centrum maken van een wereldwijde protestantse unie. In 1841 stelde hij de Britten voor samen een protestants bisdom op te richten. Ze werden het met elkaar eens. Toen de Anglicaanse bisschop Michael Solomon Alexander in 1842 in Jeruzalem arriveerde, vertegenwoordigde hij de Britse en Duitse kerken. Duitsland kreeg vanaf toen voet aan de grond. Ruim veertig jaar later waren er hier meer Duitse instellingen dan Britse.”
Maar het Engels-Duitse bisdom ging in 1887 ter ziele. De Duitse keizer Wilhelm II, die in 1888 aan de macht kwam, wilde de economische invloed van zijn land in het oosten vergroten. Hij vond dat Duitsland zijn eigen koers moest varen.
Verbond
In 1898 sloten de Turken en Duitsland een verbond. In dat jaar bezocht de Duitse keizer Wilhelm II Constantinopel en Jeruzalem. „In Jeruzalem kreeg de keizer een grootse ontvangst. In Jeruzalem opende hij op 31 oktober 1898 de Verlosserkerk in het midden van de stad. Hij koos die datum omdat het Reformatiedag was. Hij wilde tonen dat Duitsland een rol zou spelen op het wereldtoneel.”
„In Constantinopel ontmoette de keizer ook Theodor Herzl, de grondlegger van het politieke zionisme. De Duitsers moesten kiezen. Wilden ze de sponsors worden van de zionisten of wilden ze de relatie met de Turken versterken? Ze kozen voor het laatste. De zionistische beweging had dus een andere beschermheer nodig. De enige kans was dat Groot-Brittannië dat zou worden.”
„Aanvankelijk was de Britse regering niet geïnteresseerd. Zij wilde voorkomen dat de Duitsers teveel invloed op de Turken zouden krijgen en ze wilde de goede betrekkingen met Duitsland bewaren. De kans dat Engeland de sponsor zou worden van de zionistische beweging was in het begin van de 20e eeuw heel klein. Maar dat veranderde op 2 augustus 1914. Toen bleek dat de Duitsers en Turken een geheim akkoord hadden gesloten. Turkije zou voor de Duitsers gaan vechten. Turkije en Groot-Brittannië werden vijanden.”
Bondgenoot
„In de Eerste Wereldoorlog trok het Turkse leger op naar het Suezkanaal, dat de Fransen in 1869 hadden geopend. De operatie had geen succes, maar de gevolgen waren groot. De Britten schrokken zo, dat ze besloten de Turken weg te drijven uit Palestina. De Britten wilden het Suezkanaal beschermen. De Britten begrepen dat als ze het bestuur wilden uitoefenen in Palestina, ze een bondgenoot nodig hadden. Dat moest het Joodse volk zijn.”
Op 2 november 1917 gaf de Britse minister van Buitenlandse Zaken Arthur James Balfour een verklaring aan de zionistische leider Chaim Weizmann en diens vriend baron Walter Rothschild.
Balfour schreef dat de Britse regering welwillend stond tegenover de vestiging van een nationaal tehuis voor het Joodse volk. Ook zei de regering dat de burgerlijke en godsdienstige rechten van niet-Joodse gemeenschappen in Palestina niet mochten worden aangetast. Ook moesten de rechten en de politieke status van Joden in andere landen worden gerespecteerd. Met het eerste beloofde de regering rekening te houden met de belangen van de Arabieren, met het tweede dat Joden in de diaspora niet zouden kunnen worden gedwongen naar Palestina te emigreren.
Belangrijk fundament
De verklaring was vaag. De Britse zionisten wilden graag dat het document melding zou maken van een Joodse staat. Toch zagen de zionisten in de verklaring een belangrijk fundament voor een staat. Ondanks de beperkingen die de Britten later aan de immigratie zouden stellen, was de weg voor emigratie naar Palestina geopend. De Joodse gemeenschap kon daar verder worden opgebouwd.
De Britse regering vergaderde op 31 oktober 1917 over de verklaring. Crombie zegt dat het bekend is dat er toen negen niet-Joden in het Britse kabinet zaten. „De meesten waren christelijk opgevoed. Dat betekende dat de meerderheid iets van de Schrift wist. Ze hadden in elk geval enig begrip voor de relatie tussen het Joodse volk en het land Israël. Daarom houden de Reformatie en de Balfourverklaring verband met elkaar. De Reformatie en de Schrift boden een kans om welwillend tegenover de oprichting van een Joods nationaal tehuis te staan.”
Gedenkjaar Israël