„Steun voor stervenswet minder groot dan gedacht”
Het idee dat er een groot draagvlak is voor een voltooidlevenwet behoefte nuance.
Daarvoor waarschuwde dr. E. van Wijngaarden, als zorgethicus en onderzoeker verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek, maandagochtend in de Tweede Kamer tijdens een rondetafelgesprek. Zo’n nieuwe wet moet actieve levensbeëindiging door stervensbegeleiders mogelijk maken, wanneer ouderen die hun leven als voltooid beschouwen daarom verzoeken.
In een evaluatierapport dat het afgelopen voorjaar verscheen, staat dat 58 procent van de bevolking een voltooidlevenwet steunt. Maar, zo onderstreepte Van Wijngaarden, als mensen een casus voor ogen krijgen van „een oudere, hoogopgeleide man in een goede lichamelijke en geestelijke conditie die zich eenzaam voelt en niet verder wil leven”, vindt maar 38 procent hulp bij zelfdoding een goed besluit.
Van Wijngaarden noemde het opmerkelijk dat sommige politieke partijen nu al nadenken over het implementeren van een vergaande wet. Veel onderzoek staat nog in de kinderschoenen, bijvoorbeeld naar welke alternatieven er zijn voor hulp bij zelfdoding en hoe de geestelijke begeleiding aan levensmoede ouderen kan worden geoptimaliseerd.
De emotionele impact van een georganiseerde zelfdoding op hulpverleners en nabestaanden is volgens Van Wijngaarden bovendien veel groter dan veel mediaverhalen suggereren. „Meer diepgaande kennis van de hieraan verbonden specifieke rouwprocessen is nodig om betrokkenen beter te kunnen voorlichten en ondersteunen.”
Ook artsenorganisatie KNMG vindt een nieuwe stervenswet onwenselijk. „Het in het regeerakkoord aangekondigde onderzoek naar het ontstaan van gevoelens van ‘voltooid leven’ moet zich breed richten op de aard van de door ouderen ervaren zingevingsproblematiek”, aldus KNMG-voorzitter Héman.