Museum Prinsenhof Delft zoekt genen Nederlands verleden
Museum Prinsenhof in Delft presenteert ”DNA van Nederland”: een expositie waarmee je de genen van de vaderlandse geschiedenis leert kennen. Dat klinkt groot, en het soort objecten varieert dan ook enorm: van voetbalshirts tot de tong van Cornelis de Witt.
Laat je pakken door onze vaderlandse geschiedenis, is het motto van de tentoonstelling in Museum Prinsenhof Delft. De argeloze bezoeker zou zomaar kunnen denken dat het museum probeert de Nederlandse identiteit vorm te geven. Dat is echter niet de bedoeling, vertelt conservator Maurice Wery. „Uitgangspunt zijn onze zeventiende-eeuwse objecten. Die hebben we aangevuld met voorwerpen uit andere musea die hier mooi bij aansloten. Zo konden we twee boekenkisten naast elkaar zetten, waar Hugo de Groot mee zou zijn ontsnapt. We hebben dus niet de pretentie om een compleet beeld van Nederland te geven, maar tonen vooral wat er in de loop van de tijd met die objecten is gebeurd.”
Drie kisten
Al kijkend valt inderdaad op dat het niet zozeer gaat om gebeurtenissen, maar om de omgang met voorwerpen. Heel inzichtelijk wordt dat bij de boekenkisten van Hugo de Groot. In plaats van één kist met daarbij uitgebreid het verhaal van de ontsnapping, staan er twéé kisten: zonder ontsnappingsverhaal, maar mét een reconstructie over hoe er twee, of eigenlijk drie kisten ‘wedijveren’ ”de echte” te zijn. Naast het exemplaar uit Museum Prinsenhof en de kist uit Slot Loevestein, beide in Delft te zien, claimt ook het Rijksmuseum in Amsterdam dé boekenkist te hebben.
Kort na zijn ontsnapping roemt Hugo de Groot zijn bijzondere gevangenis met een gedicht: „O zoete schuilplaats! O, voor korte tijd nauw huisje!” Dat neemt niet weg dat de kist zelf al snel kwijtraakt. Aan het eind van de achttiende eeuw, na meer dan 160 jaar, duikt de kist echter plotseling weer op. In deze tijd zijn de patriotten in opkomst. Zij zoeken voor hun antistadhouderlijke standpunten inspiratiebronnen in het verleden en vinden die in Hugo de Groots opsluiting door stadhouder Maurits. Zo functioneert de kist al snel als een reliek en duiken er nieuwe exemplaren op. De tentoonstelling laat er geen twijfel over bestaan dat de authenticiteit van de kisten op z’n minst dubieus is.
Relieken
Het is een nieuwe invalshoek om historische voorwerpen als ”reliek” te zien. Hans Goedkoop, presentator van het geschiedenisprogramma Andere tijden, vroeg zich vorige week vrijdag tijdens de opening af of dat niet te veel eer is. Het is nog wel logisch om bijvoorbeeld een geuzenglas als reliek te zien. Maar het paardenhaar uit de zitting van een stoel waar Johan van Oldenbarnevelt op gezeten zou kunnen hebben? Dat wordt wel dubieus, om niet te zeggen: onsmakelijk.
Tegelijk is er in de Rooms-Katholieke Kerk eeuwenlang geknield voor de vreemdste voorwerpen. Dus zo bijzonder is het kennelijk toch ook weer niet om objecten als reliek te zien. En het werkt wel. Neem het stokje van Johan van Oldenbarnevelt. Iedereen weet vast wel dat hij de belangrijkste Nederlandse staatsman is geweest. Toch vindt men hem even saai als geniaal. Totdat je het stokje ziet. Dan kun je je voorstellen hoe die briljante staatsman naar z’n onthoofding sjokt. En hoe de op bloed beluste menigte het stokje hoort tikken op het schavot. Het verleden wordt nooit helemaal eigen, maar zo’n voorwerp kan wel helpen met het ‘hiervoormaals’ in contact te komen, aldus Goedkoop.
Heel dichtbij
Zo toont Museum Prinsenhof heel wat voorwerpen waarmee het verleden opeens heel dichtbij komt. Het geuzenglas is er zo een. Het schaaltje, midden in de doorgang van openingszaal naar grote zaal, vangt alle aandacht. Je kunt er letterlijk niet omheen. Het glas ziet eruit als een schaaltje. Het was een wijnglas, waarschijnlijk gemaakt in 1573. De eigenaar was Willem Blois van Treslong, de watergeus die bij de verovering van Den Briel de leiding had. Kennelijk besefte hij dat hij geschiedenis schreef en wilde dat vastleggen. Aan verschillende van zijn vrienden vroeg hij of zij in het wijnglas hun naam, een jaartal en een motto wilden krassen. Zo kwamen de namen van zes belangrijke geuzenaanvoerders op het glas te staan.
Zelf koos Treslong voor het motto ”Emulus. Accendit. Virtute”: ”een ambitieus man doet deugd ontbranden”. Het wijnglas werd daarmee een van de vroegste bewust bewaarde herinneringsobjecten. Uit de motto’s blijkt dat de makers een politiek doel hadden.
André Kuipers
De boekenkisten van Hugo de Groot laten zien dat de politieke inzet van herinneringsmaterialen in de eeuwen erna niet minder wordt. Dat verandert in de twintigste eeuw, als steeds meer dingen worden ontmaskerd als ”onecht”. Het lijkt erop dat de vraag naar ”echt” of ”onecht” in de 21e eeuw minder belangrijk wordt. ”Beleving” wordt het nieuwe sleutelbegrip. Mooier gezegd: ”historische sensatie”. Dat daarbij niet alles is zoals het was, lijkt mensen minder te deren.
De Prinsenhof maakte al eerder bekend dat de kogelgaten –achtergebleven na de moord op Willem van Oranje– waar het museum zo bekend om is, niet ”echt” zijn. Ze bevinden zich nog wel op dezelfde plek, maar zijn door de talloze bezoekers die even wilden voelen uitgehold en aangevuld. Inmiddels is er een glasplaatje voor de gaten aangebracht, zodat bezoekers van de zogeheten moordhal niet meer kunnen voelen in de gaten.
Nu hebben de makers van de expositie op een andere plek een 3D-print van de kogelgaten neergezet, waarin iedereen even mag voelen. Daarbij wordt ook de vraag gesteld hoe het DNA van Nederland er nu uitziet: wat draagt onze tijd bij aan de Nederlandse identiteit? Zo’n vraag valt natuurlijk pas over een aantal jaren te beantwoorden. Maar hij kan al wel worden overdacht, en Museum Prinsenhof geeft een voorzet. Er hangt het beroemde ‘postjasje’ van koningin Máxima, er staat een deel van de astronautenoutfit van André Kuipers en er liggen voetbalshirts van het winnende vrouwenelftal. Geheel andersoortig zijn de Bijbel en de collectebus van majoor Bosshardt. Terugkijkend naar de geschiedenis van voorbije eeuwen lijkt alleen het verhaal van André Kuipers een goede kanshebber – maar daarover mag dus worden gediscussieerd.
Kapel
De focus in ”DNA van Nederland” ligt op nadenken over echtheid, reconstructies, overleveringsgeschiedenissen. Er komen veel voorwerpen uit verschillende tijden langs die ook nog eens dicht op elkaar worden tentoongesteld. Voor kinderen is daarom extra uitleg onontbeerlijk.
Tegelijk is Museum Prinsenhof zélf een belangrijk herinneringsobject. Terecht merkte directeur Janelle Moerman op dat het belangrijkste reliek het museum zelf is, inclusief de kogelgaten. Voor de Reformatie was het Agathaklooster gevestigd in het gebouw. Toen Willem van Oranje in 1572 Delft als hoofdkwartier uitkoos, nam hij er zijn intrek. De bijbehorende kapel werd gebruikt voor hofdiensten.
Na de moord op de prins verliet zijn weduwe Delft en kreeg het gebouw diverse bestemmingen, totdat het begin twintigste eeuw een museum werd. Ook voor de bezoeker die geen trek heeft in talloze beschouwingen over goed en fout erfgoed, politieke reconstructies en dubieuze objecten, hebben de expositie én het museum meer dan genoeg te bieden voor een interessante middag uit.
DNA van Nederland
”DNA van Nederland” is tot en met 18 februari 2018 te zien in Museum Prinsenhof Delft. In de expositie staan de vaderlandse ”relieken” centraal: objecten die bewaard of gekoesterd worden vanwege de verbinding met een belangrijke persoon, zoals het stokje van Van Oldenbarnevelt. Museum Prinsenhof is niet rolstoel- of wandelwagentoegankelijk. Een bezoek aan de tentoonstelling is bij de toegangsprijs van het museum inbegrepen.
www.prinsenhof-delft.nl