De openheid bij zijn gesprekspartners was „verrassend”, aldus Voordewind vanmorgen vanuit Doha, tijdens een tussenstop op zijn reis van Teheran naar Amsterdam. Tien jaar lang probeerde hij een bezoek te brengen aan Iran; eindelijk kwam er nu van. Een deel van de vaste Kamercommissie voor buitenlandse zaken bezocht van vorige week vrijdag tot en met maandag de Islamitische Republiek Iran. „Het was fijn om na zoveel jaar zelf eens poolshoogte te kunnen nemen.”

Voordewind sprak er bisschop Benjamin van de Assyrische Saint George kathedraal in Teheran. Geregistreerde kerken genieten in Iran godsdienstvrijheid, vertelde hij. Al mag er niet in het Farsi worden gepreekt: gewone Iraniërs kunnen daardoor de diensten niet volgen. „Ze mogen islamieten niet het Evangelie brengen. Die rode lijn mogen ze niet over.”

Iraniërs die zich tot het christendom bekeren, zijn aangewezen op zogenoemde huiskerken. Maar die zijn verboden. Voordewind vroeg de mensenrechtencommissie van de Iraanse regering waarom dat eigenlijk zo is. „Iedere kerk moet zich registeren, was het formele antwoord. Een eventuele aanvraag tot registratie wordt in behandeling genomen.” Daar komt vervolgens echter niks van terecht. „Bekeerlingen kunnen daar dus niet vrij hun geloof belijden samen met geloofsgenoten”, vat Voordewind samen. Iran lijkt niet van plan daar in de nabije toekomst wel ruimte voor te scheppen. „Ik heb hen gewezen op internationale verdragen, die het recht van mensen erkennen om van geloof te veranderen. Maar daar stellen zij dan de sharia boven. En dat islamitisch recht bepaalt dat een moslim niet van zijn geloof mag vallen.”

Ook inzake Israël bespeurde Voordewind bij Iraniërs geen verandering ten goede. „Hun wens blijft dat alle Palestijnse vluchtelingen moeten kunnen terugkeren. Dat leidt in feite tot het einde van de Joodse staat Israël.”