„Veel Israëlcommissies in Protestantse Kerk vergrijzen”
Veel commissies Kerk en Israël binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) vergrijzen, signaleert ds. Derk Blom. De voorzitter van de Protestantse Raad voor Kerk en Israël is bezorgd over de afnemende belangstelling voor Israël in zijn kerkverband.
Ds. Blom was maandag aanwezig tijdens de landelijke netwerkdag Kerk en Israël in Utrecht, georganiseerd door de Protestantse Raad voor Kerk en Israël. „De kennisoverdracht stagneert”, gaf hij aan. „In de theologische opleiding voor predikanten is minder aandacht voor judaïca en Joods-christelijke relaties. Het risico bestaat dat jonge predikanten terugvallen in een vroegere theologie waarin geen plaats is voor Israël.”
Ds. Blom wees erop dat veel commissies Kerk en Israël vergrijzen. Hij vindt het een „uitdaging” om in de elf nieuw te vormen classes voldoende personen te vinden om de nieuwe commissies Kerk en Israël te bemensen. Vervolgens moet er volgens hem een goede link komen tussen deze commissies en de classes.
De predikant zou verder graag zien dat er bij de jeugd meer belangstelling voor Israël ontstaat. „Ik hoop dat er tijdens de catechese in de protestantse gemeenten aandacht is voor Israël, zodat de woorden „onopgeefbaar verbonden” ook daar daadwerkelijk inhoud krijgen.”
Maandagmorgen voerde, als gastspreker, Ronit Palache het woord. Zij is auteur van het boek ”Ontroerende onzin; de Joodse identiteit in het Nederland van nu”. Palache nam afstand van haar Joodse geloof, maar blijft zich een Jood voelen. „Ook zonder dat je in God gelooft, kun je naar de synagoge gaan.”
Als kind was Palache helemaal ingebed in een Joodse omgeving. Het proces van afstand nemen van het Joodse geloof ging geleidelijk. Het had in ieder geval te maken met het „niet krijgen van antwoorden.” Als ze de rabbijn iets vroeg, kreeg ze volgens haar te horen: „Daar kan ik geen antwoord op geven. Het is een beproeving van God.”
Het was echter pas tijdens de opleiding journalistiek dat Palache merkte dat ze anders dacht. Sindsdien heeft ze zich ontwikkeld tot een vrouw zonder traditioneel Joods geloof. „Er is geen onverklaarbare macht boven me.”
Maar ze kan het Jodendom niet loslaten. Palache gebruikt hier het woord „ambivalent” en omschrijft zichzelf als iemand met „een liberaal hoofd en een orthodox hart. Ik zie veel onzin in allerlei regels en houd me daar niet aan. Het mooie haal ik eruit. Ik kan, als ik er zin in heb, prima naar de synagoge gaan zonder God. De synagoge is iets moois.”
Ze kan ook heel goed de oude wijsjes die ze vroeger geleerd heeft neuriën. En ze heeft een kast vol Joodse literatuur, die ze later aan haar eventuele kinderen zou willen overdragen. Verder vindt ze het „fantastisch” om op vrijdagavond kippensoep te eten en zo te ontkomen aan de hectiek van de dag. Besnijdenis ziet ze niet zitten; bar mitswa wel.
Palache, die stamt uit een Joods geslacht dat al eeuwenlang in Nederland woont, vindt het geen probleem om uit te komen voor haar Joodse identiteit. Het is voor haar zelfs moeilijk om het niet over het Jodendom te hebben. Soms krijgt ze wel „onhandige opmerkingen” naar zich toe. „Je moet niet te bang zijn. Niet iedereen die onhandig is, is een antisemiet.” Wel constateert de auteur en journaliste dat er vaker „naar” gedaan wordt tegen Joden.
Ambivalent is ze ook ten aanzien van de staat Israël. „Israël is niet doorslaggevend voor mijn identiteit. Ik voel me geen Israëlische, ik voel me Amsterdammer. Ik houd niet van dat getoeter en gegil op straat en ik moet er niet aan denken dat er raketten over mijn hoofd vliegen.” Ze wees erop dat er in Israël mensen gediscrimineerd worden en plaatst vraagtekens bij het nederzettingenbeleid. „Maar ik heb ook een zus in Israël wonen bij wie ik vaak op bezoek ga.”