Overheid moet niet op de stoel van de leerkracht gaan zitten
Kabinetsmaatregelen voor het onderwijs dienen alleen de kaders aan te geven en de concrete invulling over te laten aan de leerkrachten, betoogt Martijn Bakker.
Vorige week is het officieel bekendgemaakt in het regeerakkoord: de overheid gaat scholen concreet beleid opleggen. De coalitiepartijen hebben zich tijdens de formatie beziggehouden met de vraag hoe de kennis over onze gedeelde geschiedenis, waarden en vrijheden vergroot kan worden. De uitkomst: scholen worden door de overheid verplicht om excursies naar het Rijksmuseum en de Tweede Kamer te organiseren. Ook gaat het nieuwe kabinet zich bemoeien met de liedkeuze van scholen. Het Wilhelmus leren zingen, wordt een verplichting.
Op zich is er niets tegen beide maatregelen. Zelf ga ik jaarlijks met mijn groep 8 op excursie naar de Tweede Kamer. Met veel plezier en passie werken zowel leerkrachten als leerlingen een aantal weken per jaar over het thema politiek. Ook leren op mijn school ieder jaar de leerlingen van groep 7 het Wilhelmus. Een prima gewoonte, waarmee de geschiedenislessen over Willem van Oranje muzikaal omlijst worden.
Beleidsvrijheid
De moeite die ik met de maatregelen heb, zit niet in de inhoud ervan, maar in de wijze waarop ze aan het onderwijsveld worden opgelegd. Natuurlijk is het democratisch bezien volledig legitiem dat een nieuw kabinet met nieuwe beleidsaccenten komt. Maar door zulke concrete beleidsmaatregelen in het regeerakkoord op te nemen, zijn de onderhandelaars op de stoel van de leraren gaan zitten en geven zij aan direct te willen ingrijpen in de dagelijkse onderwijspraktijk.
In 2007 concludeerde de commissie-Dijsselbloem nog dat de politiek meer afstand moet bewaren tot de onderwijspraktijk. Scholen moeten zelf gaan over de inrichting van het onderwijs, was de les die werd getrokken. Wanneer we de maatregelen uit het regeerakkoord in dat licht bezien, lijkt deze les door de dames en heren politici in Den Haag al lang weer vergeten te zijn.
Naast het bezwaar dat het verplichtende karakter van de maatregelen haaks staat op de vrijheid van de inrichting van het onderwijs is er nog een ander belangrijk bezwaar tegen in te brengen. Ze beperken de beleidsvrijheid van de professionals in het onderwijs. Het is juist deze beleidsvrijheid die nodig is om een goede vertaalslag te maken van het beleid naar de specifieke context en de dagelijkse praktijk van de scholen.
Wanneer de professionals die vrijheid verliezen omdat ze zich geconfronteerd zien met beleidsmaatregelen die letterlijk overgenomen dienen te worden, worden die gezien als weer iets extra’s dat móét. Hierdoor wordt meer werkdruk ervaren en neemt de kwaliteit van het onderwijs af.
Gebrek aan respect
Waar politici gaan bepalen wat er in de dagelijkse praktijk concreet moet gebeuren, geven ze een gebrek aan respect voor het werk van de leraar als impliciet signaal af.
Leerkrachten moeten gezien worden als professionals die in een complexe omgeving een veelheid aan taken uitvoeren. Zij vormen de schakel tussen het overheidsbeleid en de maatschappij. De kwaliteit van de uitvoering van dat beleid hangt af van de wijze waarop leraren het beleid vertalen naar de onderwijspraktijk.
Laat leerkrachten dus in hun professionele waarde! Wanneer het overheidsbeleid hun de ruimte biedt om dit in concrete lessen te vertalen, zal dat resulteren in onderwijs van goede kwaliteit, gegeven vanuit overtuiging. De leerkrachten weten als geen ander hoe de vertaalslag van het beleid naar de leerlingen het beste kan worden gemaakt. Daar hebben zij geen directieve maatregelen vanuit Den Haag voor nodig.
De auteur is docent in het basisonderwijs. Hij studeerde af als MSc in public administration aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het onderwerp ”de invloed van beleidsdoorwerking op de beleidsvrijheid van street-level bureaucrats in het primair onderwijs”.